ECLI:NL:HR:2020:347

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 februari 2020
Publicatiedatum
26 februari 2020
Zaaknummer
19/00913
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belasting van personenauto’s en motorrijwielen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 februari 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld door [X] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 januari 2019. Het beroep in cassatie was gericht tegen een belastingaanslag voor personenauto’s en motorrijwielen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de indiener van het beroepschrift niet de juiste volmacht had om namens [X] B.V. het beroep in cassatie in te stellen. De griffier van de Hoge Raad had eerder verzocht om een bewijsstuk van de volmacht, maar de overgelegde machtiging bleek niet te voldoen aan de vereisten. Hierdoor concludeerde de Hoge Raad dat de indiener niet bevoegd was om het beroep in cassatie in te dienen. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste vertegenwoordiging en volmacht bij het indienen van een cassatieberoep.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/00913
Datum28 februari 2020
ARREST
op het door [A] te [Q] ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 januari 2019, nr. 16/00447, betreffende een op aangifte voldaan bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens [X] B.V. te [Z] .
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift daarop verzocht binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen dat hij een volmacht heeft om het beroepschrift in cassatie in te dienen, dan wel een verklaring van degene namens wie hij beroep in cassatie heeft ingesteld dat deze daarmee instemt.
De indiener van het beroepschrift heeft daarop een machtiging overgelegd die is verleend door [B] . Uit deze machtiging en de bij het beroepschrift overgelegde uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt niet dat [B] bevoegd is de hiervoor bedoelde machtiging of instemming namens [X] B.V. te verlenen. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat de indiener van het beroepschrift niet bevoegd was namens [X] B.V. beroep in cassatie in te stellen, en zal de Hoge Raad het beroep in cassatie op die grond niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2020.