Uitspraak
1.Geding in cassatie
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 februari 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] V.O.F. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 12 februari 2019, waarin een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen aan de orde was. Belanghebbende heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank, waarbij een aantal middelen zijn voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend.
De Hoge Raad heeft de voorgestelde middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom tot dit oordeel is gekomen, aangezien de beoordeling van de middelen niet vereist dat er antwoord wordt gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van de Rechtbank Gelderland in stand blijft.