ECLI:NL:HR:2020:327

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
18/03593
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest van het gerechtshof Den Haag inzake oplichting

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 13 augustus 2018 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1970. De verdachte is aangeklaagd voor oplichting, meermalen gepleegd, zoals vastgelegd in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte zelf, vertegenwoordigd door advocaat E.R. Weening uit Rotterdam. In de schriftelijke verdediging zijn verschillende cassatiemiddelen voorgesteld, die zijn gehecht aan het arrest.

De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarna de raadsman schriftelijk heeft gereageerd. De Hoge Raad heeft de ingediende klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het gerechtshof. Het is niet noodzakelijk om de redenen voor dit oordeel verder te motiveren, aangezien de klachten niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 3 maart 2020 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met raadsheren Y. Buruma en J.C.A.M. Claassens, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/03593
Datum3 maart 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 13 augustus 2018, nummer 22-005273-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft E.R. Weening, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen‑Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 maart 2020.