In deze zaak heeft Ludinga Vastgoed B.V. (hierna: Ludinga) cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een samenwerkingsovereenkomst tussen Ludinga en de gemeente Harlingen met betrekking tot de ontwikkeling van een nieuwbouwwoonwijk. De centrale vraag in deze procedure is of de opschorting van overleg door de gemeente kan worden aangemerkt als een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Daarnaast wordt de uitleg van een contractsbepaling besproken, waarbij de vraag is of deze bepaling alleen betrekking heeft op uitbreidingsplannen of ook op inbreidingsplannen. Tevens wordt de vraag behandeld of er exclusiviteit is toegezegd aan Ludinga.
De Hoge Raad heeft de klachten van Ludinga over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van Ludinga verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 865,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet tijdig worden voldaan.