ECLI:NL:HR:2020:310

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 februari 2020
Publicatiedatum
20 februari 2020
Zaaknummer
18/03191
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekenbare tekortkoming in samenwerkingsovereenkomst tussen vastgoedontwikkelaar en gemeente

In deze zaak heeft Ludinga Vastgoed B.V. (hierna: Ludinga) cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een samenwerkingsovereenkomst tussen Ludinga en de gemeente Harlingen met betrekking tot de ontwikkeling van een nieuwbouwwoonwijk. De centrale vraag in deze procedure is of de opschorting van overleg door de gemeente kan worden aangemerkt als een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Daarnaast wordt de uitleg van een contractsbepaling besproken, waarbij de vraag is of deze bepaling alleen betrekking heeft op uitbreidingsplannen of ook op inbreidingsplannen. Tevens wordt de vraag behandeld of er exclusiviteit is toegezegd aan Ludinga.

De Hoge Raad heeft de klachten van Ludinga over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van Ludinga verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 865,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet tijdig worden voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/03191
Datum21 februari 2020
ARREST
In de zaak van
LUDINGA VASTGOED B.V.,
gevestigd te Harlingen ,
EISER tot cassatie,
hierna: Ludinga ,
advocaat: R.T. Wiegerink,
tegen
GEMEENTE HARLINGEN,
gevestigd te Harlingen,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de gemeente,
advocaten: J.W.H. van Wijk en G.C. Nieuwland.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/17/97518 / HAZA 09-536 van de rechtbank Noord-Nederland van 10 juni 2015 en 6 januari 2016;
het arrest in de zaken 200.178.159/01 en 200.185.145/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 april 2018.
Ludinga heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De gemeente heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt Ludinga in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de gemeente begroot op € 865,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Ludinga deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren M.V. Polak, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
21 februari 2020.