ECLI:NL:HR:2020:300
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake betalingsonmacht en griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 februari 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, [X], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 8 augustus 2019, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 14 maart 2019 werd behandeld. Belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. Na een verzoek van de griffier om een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen, heeft belanghebbende documenten overgelegd, waaronder een betalingsspecificatie van zijn ouderdomspensioen en een loonstrook van zijn fiscale partner. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat niet is voldaan aan de criteria voor betalingsonmacht, en heeft het beroep op 27 november 2019 afgewezen. Tevens is belanghebbende gewezen op de gevolgen van niet-tijdige betaling van het griffierecht, wat kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. Ondanks een laatste kans om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest. Daarom werd het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.