In deze zaak heeft [eiser], handelend onder de naam [eiser], beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de internationale bevoegdheid en de rechtskeuze voor de Iraakse rechter. De Hoge Raad heeft op 14 februari 2020 uitspraak gedaan in deze cassatieprocedure, waarbij de Republiek Irak als verweerder in cassatie is opgetreden, maar niet is verschenen. De advocaat van [eiser] is T. van Malssen. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de Republiek Irak zijn begroot op nihil.