ECLI:NL:HR:2020:250
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Oost-Brabant inzake proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, [X] te [Z], tegen het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant. Dit beroep was gericht tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 19 juli 2019, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 11 maart 2019 werd behandeld. De eerdere uitspraak betrof een verzoek van belanghebbende om een veroordeling in de proceskosten.
Belanghebbende heeft in cassatie een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak op verzet. Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom de klachten niet tot vernietiging leiden, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard.