2.2.2Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 15 maart 2017, met bijlage goederen (pg. 7-9), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene 1] :
Ik doe aangifte van diefstal. Het weggenomene behoort mij geheel in eigendom toe. Niemand had het recht of de toestemming dit goed weg te nemen en zich toe te eigenen.
Op dinsdag 14 maart 2017, omstreeks 18.00 uur, heb ik mijn motor met kenteken [kenteken] , neergezet voor de woning van mijn vriendin aan de [a-straat 1] te Eindhoven. Ik heb rond 00.30 uur de motor nog zien staan. Omstreeks 03.00 uur ben ik een paar keer gebeld op mijn mobiele telefoon, maar deze heb ik niet opgenomen. Op woensdag 15 maart 2017, omstreeks 08.00 uur, kwam mijn vriendin tegen mij vertellen dat mijn motor niet meer voor de woning stond. Ik ben toen meteen de politie gaan bellen en mij werd verteld dat mijn motor was teruggevonden. Het bleek dat het de politie was geweest die mij die nacht een paar keer had gebeld. Er zijn inmiddels ook dader(s) aangehouden.
Hierbij werd het goed, zoals genoemd op de bijlage goederen, weggenomen.
Bijlage goederen (pg. 9)
Voertuig: Motor
Merk/type: Suzuki
Kenteken: [kenteken]
2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 maart 2017 (pg. 10-11), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op woensdag 15 maart 2017, omstreeks 02.30 uur, waren wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , inzetbaar voor de directe noodhulpdienst in de regio Eindhoven. Op bovengenoemde datum en tijdstip reden wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , op de [c-straat] ter hoogte van het viaduct [b-straat] in de richting van het centrum. Wij zagen vanaf de [d-straat] richting de [c-straat] een scooter rijden. De scooter duwde een motor, voorzien van kenteken [kenteken] , voort door middel van zijn voet tegen de achterkant van de motor te zetten. Op de motor zat een jongen. De motor had geen draaiende motor.
(...)
Op de [b-straat] ben ik, verbalisant [verbalisant 1] , voor de twee personen gaan rijden en heb ik ons verlichte stopteken aangezet. Op dat moment zag ik in mijn binnenspiegel dat de later aangehouden verdachte [betrokkene 2] , welke op de motor zat, van de motor afsprong en de motor op de grond liet vallen. Wij, verbalisanten, zagen via de achteruitkijkspiegels dat de jongen van de motor achter op de scooter sprong en dat de bestuurder van de scooter de scooter keerde.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , ben achteruit gereden en heb mijn voertuig gekeerd. Ik hield continu zicht op de scooter. Ik zag dat de scooter over de wegafscheiding reed. Wij zagen dat de bestuurder over de [b-straat] richting de Action reed. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , ben tegen de richting in over de [b-straat] naar de parkeerplaats van de Action gereden. Daar zagen wij dat de verdachte van de scooter afsprong en wegrende in de richting van de Albert Heijn [b-straat]. Wij zagen dat de bestuurder van de scooter wegreed over de parkeerplaats Action in de richting van de [c-straat].
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , ben uit ons dienstvoertuig gesprongen en ben te voet achter de vluchtende verdachte aangerend. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , heb de auto gekeerd en ben ook achter de te voet vluchtende jongen aangegaan. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb de jongen vastgepakt en tegen de muur gezet. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , ben uit de auto gesprongen en heb de jongen bij zijn arm gepakt. Ik heb de jongen verteld dat hij was aangehouden voor diefstal van een motor. De verdachte bleek [betrokkene 2] .
De telefoon van verdachte [betrokkene 2] is in beslag genomen. Wij zagen dat hij meerdere malen gebeld en geappt werd door ene [verdachte] .
3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 maart 2017 (pg. 36-38), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van medeverdachte [betrokkene 2] :
V: Vraag
A: Antwoord
V : Klopt het dat je dinsdag (het hof begrijpt: 14 maart 2017) bij [verdachte] was?
A: Dat klopt.
V: Hoe laat hadden jullie afgesproken?
A: Rond 23.00/23.15 uur.
V: Waar reden jullie op rond?
A: Op een scooter.
V: Van wie was die scooter?
A: Van hem, [verdachte] .
V: Gisteren verklaarde je dat je op de scooter hebt zitten wachten en dat [verdachte] ineens met een motor aan kwam lopen. Blijf je er bij?
A: Ja. (..) Hij kwam ineens met die motor om de hoek. Ik ben daar toen op gaan zitten en hij heeft mij aangeduwd.
V: Op welk moment had je door dat hij een motor ging jatten?
A: Toen we net aan het rijden waren.
4. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 maart 2017 (pg. 21-22), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op woensdag 15 maart 2017, omstreeks 11.00 uur, was ik, verbalisant [verbalisant 3] , belast met het onderzoek naar de in beslag genomen iPhone van verdachte [betrokkene 2] .
Ik opende de applicatie ‘Whatsapp’. Ik zag bovenaan een gesprek met ene ‘ [verdachte] ’ (+ [telefoonnummer] ). Ik zag in dit gesprek de volgende berichtgeving:
W: [verdachte]
E: [betrokkene 2]
Dinsdag 14 maart 2017