ECLI:NL:HR:2020:2087

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
19/04232
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door optreden als adviseur bij investering en de vaststelling van de omvang van de schade

In deze zaak heeft [eiser], wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De gemeente Veenendaal, verweerder in cassatie, heeft een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en de klachten van [eiser] over het arrest van het hof verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van het arrest, en dat er geen noodzaak was om te motiveren waarom dit oordeel was genomen. Dit was gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat het niet nodig is om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Het incidentele beroep van de gemeente behoeft geen behandeling, omdat het afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep.

De Hoge Raad heeft in zijn beslissing [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de gemeente zijn begroot op € 6802,34 aan verschotten en € 2200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien [eiser] deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak voldoet. Het arrest is gewezen op 18 december 2020 en openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/04232
Datum18 december 2020
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: [eiser],
advocaat: E.J.H. Zandbergen,
tegen
GEMEENTE VEENENDAAL,
zetelende te Veenendaal,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: de gemeente,
advocaat: H.J.W. Alt.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/09/515212 / HA ZA 16-866 van de rechtbank Den Haag van 27 december 2017;
het arrest in de zaak 200.236.062/01 van het gerechtshof Den Haag van 18 juni 2019.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. De gemeente heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd. De Hoge Raad heeft deze reactie terzijde gelegd, nu deze niet is beperkt tot een beknopte reactie op de conclusie en de omvang van de reactie niet wordt gerechtvaardigd door nieuwe elementen in de conclusie.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het principale beroep;
  • veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de gemeente begroot op € 6802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
18 december 2020.