ECLI:NL:HR:2020:208

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
6 februari 2020
Zaaknummer
19/01447
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onteigeningsrecht en bijkomend aanbod

In deze zaak heeft [eiseres] B.V. cassatie ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft onteigeningsrecht, waarbij de Hoge Raad zich heeft gebogen over de vraag of de klachten van [eiseres] over het vonnis van de rechtbank gegrond zijn. De rechtbank had eerder op 20 februari 2019 een vonnis gewezen in het kader van een onteigeningsprocedure, waarbij de Provincie Noord-Holland als verweerder optrad. De Provincie heeft een verweerschrift ingediend, terwijl Rabobank c.s. niet verschenen is. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk gevolgd, die tot verwerping van het cassatieberoep strekte. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van [eiseres] niet kunnen leiden tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank. Dit oordeel is gegeven zonder verdere motivering, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/01447
Datum7 februari 2020
ARREST
In de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
hierna: [eiseres],
advocaat: J.P. van den Berg,
tegen
1. DE PROVINCIE NOORD-HOLLAND,
zetelende te Haarlem,
VERWEERSTER in cassatie
hierna: de Provincie,
advocaat: M.W. Scheltema,
2. COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
3. RABOHYPOTHEEKBANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTERS in cassatie,
hierna: Rabobank c.s.,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de vonnissen in de zaak C/16/459613/HLZA 18-16 van de rechtbank Midden-Nederland van 22 augustus 2018 en 20 februari 2019.
[eiseres] heeft tegen het vonnis van de rechtbank van 20 februari 2019 beroep in cassatie ingesteld. De Provincie heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend. Tegen Rabobank c.s. is verstek verleend.
De zaak is voor de Provincie toegelicht door haar advocaat en mede door S.J.M. Bouwman.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de Provincie heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het vonnis van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat vonnis. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Provincie begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Van Vught deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan en aan de zijde van Rabobank c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren M.V. Polak, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
7 februari 2020.