ECLI:NL:HR:2020:1979
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant inzake hoger onderwijs
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 december 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] te [Z] tegen het College van Beroep voor de Examens van de Technische Universiteit Eindhoven. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 19 juni 2020, waarin de Rechtbank zich onbevoegd had verklaard om kennis te nemen van het beroep van belanghebbende. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat, volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Hoge Raad alleen kennisneemt van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. In dit geval was er geen wettelijke bepaling die het beroep in cassatie openstelde tegen de uitspraak van de Rechtbank, die betrekking had op een beslissing ingevolge de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Hierdoor heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder de Hoge Raad kan oordelen over cassatiezaken in het bestuursrecht.