ECLI:NL:HR:2020:1979

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
20/02548
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant inzake hoger onderwijs

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 december 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] te [Z] tegen het College van Beroep voor de Examens van de Technische Universiteit Eindhoven. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 19 juni 2020, waarin de Rechtbank zich onbevoegd had verklaard om kennis te nemen van het beroep van belanghebbende. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat, volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Hoge Raad alleen kennisneemt van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. In dit geval was er geen wettelijke bepaling die het beroep in cassatie openstelde tegen de uitspraak van de Rechtbank, die betrekking had op een beslissing ingevolge de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Hierdoor heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder de Hoge Raad kan oordelen over cassatiezaken in het bestuursrecht.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/02548
Datum11 december 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS VAN DE TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 19 juni 2020, nr. SHE 20/1026, waarbij de Rechtbank zich onbevoegd heeft verklaard kennis te nemen van het beroep van belanghebbende.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad alleen kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de Rechtbank als deze, die is gedaan in een geschil betreffende een beslissing ingevolge de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Het beroep in cassatie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2020.