ECLI:NL:HR:2020:1977
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake betalingsonmacht griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 december 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, [X], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 13 maart 2020, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 13 november 2019 werd behandeld. Belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om de verklaring omtrent afwezigheid van vermogen in te vullen en terug te zenden, maar belanghebbende heeft hier geen gebruik van gemaakt. Hierdoor heeft de griffier het beroep op betalingsonmacht afgewezen en belanghebbende gewezen op de gevolgen van het niet tijdig betalen van het griffierecht.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht niet is voldaan en dat belanghebbende ook niet heeft gereageerd op de verzoeken van de griffier. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 11 december 2020.