ECLI:NL:HR:2020:1974

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
19/04634
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de invoer van beschermde plantensoorten en de toepassing van het legaliteitsbeginsel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 december 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1974, was beschuldigd van het opzettelijk invoeren van zakjes met granulaat, inhoudende Cost (Saussurea costus), een beschermde plantensoort, vanuit China naar Nederland. De verdachte voerde aan dat hij niet op de hoogte was van de verboden status van Cost en dat de wetgeving hierover onvoldoende duidelijk was, wat in strijd zou zijn met het legaliteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 7 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en oordeelde dat het hof terecht het beroep op verontschuldigbare rechtsdwaling had verworpen. Het hof had geoordeeld dat de verdachte, gezien zijn beroepsmatige betrokkenheid bij de invoer van levensmiddelen en eerdere controles door de douane, extra oplettendheid had moeten betrachten. De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het hof niet getuigde van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk was.

De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep en bevestigde de uitspraak van het hof, waarmee de veroordeling van de verdachte in stand bleef. Dit arrest benadrukt de verantwoordelijkheden van reizigers met betrekking tot de invoer van beschermde plant- en diersoorten en de noodzaak om zich te informeren over de geldende wetgeving.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/04634 E
Datum8 december 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, economische kamer, van 2 oktober 2019, nummer 23-000092-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft T.P.A.M. Wouters, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot al dan niet partiële vernietiging van het bestreden arrest en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als Uw Raad gepast voorkomt.

2.Beoordeling van het derde cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof het beroep op verontschuldigbare rechtsdwaling op ontoereikende gronden heeft verworpen. Het richt zich niet tegen het bewezenverklaarde opzet.
2.2
Het gaat in deze zaak – kort gezegd – om de invoer uit China van zakjes gevuld met granulaat, inhoudende Cost (Latijnse benaming: Saussurea costus). In de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3 wordt hierover het volgende opgemerkt: “Saussurea costus is als beschermde plantensoort aangewezen op grond van de Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora (hierna: CITES). Het is vermeld op bijlage I, onder ‘Compositae (Asteraceae) Kuth’.”
2.3
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard:
“dat hij op 25 juli 2017 te Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer, heeft gehandeld in strijd met bij de Regeling natuurbescherming aangewezen voorschriften van een EU-verordening, te weten artikel 4, lid 1 en 2 van de Basisverordening (EG) nr. 338/97 door, opzettelijk, specimen van de in bijlage A bij deze verordening genoemde soorten, te weten:
50, zakjes gevuld met granulaat, inhoudende Cost, Latijnse benaming Saussurea costus (Z43020779) en
meerdere zakjes gevuld met granulaat, inhoudende Cost, Latijnse benaming Sausurea costus (Z53020765),
in de Gemeenschap binnen te brengen.”
2.4.1
Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte daar het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnota die aan het proces-verbaal is gehecht. Deze pleitnota houdt in:
“Legaliteitsbeginsel
13. De verdediging heeft in eerste aanleg tevens verzocht om onverbindendverklaring van de strafbepaling, wegens strijd met het legaliteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 7 EVRM. Met uw goedvinden en om herhaling te voorkomen, verwijs ik ook op dit punt naar hetgeen mr. Yeşilgöz in eerste aanleg heeft aangevoerd, zoals blijkt uit de pleitnota in eerste aanleg. Ook op dit punt heb ik enkele aanvullingen. [handgeschreven aantekening: ‘vz akkoord.’]
14. Kort gezegd komt het verweer erop neer dat het legaliteitsbeginsel eist dat de burger zijn gedrag kan afstemmen op basis van een voldoende duidelijke wet. De gelede normstelling die uiteindelijk leidt tot strafbaarstelling en de voorlichting daaromheen zijn voor de gemiddelde burger dermate onduidelijk, dat strijd ontstaat met het legaliteitsbeginsel. Dit moet leiden tot onverbindendverklaring van de strafbaarstelling, met als gevolg ontslag van alle rechtsvervolging. De economische politierechter heeft dit verweer verworpen gelet op de zorgplicht van cliënt en het feit dat cliënt een gewaarschuwd man was.
15. Voor wat betreft de zorgplicht het volgende. In haar aanvullend proces-verbaal stelt verbalisant [verbalisant 2] dat reizigers zich via verschillende informatiekanalen op de hoogte kunnen stellen van de regels. Hierbij verwijst zij naar de DouaneReizen app en het Facebook- en Twitteraccount van de Douane. Ook de politierechter verwijst naar de site van de Belastingdienst en CITES-folders. [handgeschreven aantekening: ‘ook AG vandaag er is voorlichting op vliegvelden.’] Deze informatiekanalen maken echter op geen enkele manier duidelijk dat reizigers Cost niet mogen invoeren:
a. Facebook: bevat één post van 3 februari 2016 waarin melding wordt gemaakt van Cost en waarbij wordt opgemerkt dat Cost #NietOK is. Deze post is enkel
terug te vinden indien men daar actief op zoekt. [handgeschreven aantekening: ‘nu naar (...) pagina van douane, 15 min scrollen.’] Deze post is enkel in het Nederlands beschikbaar;
b. Twitter: bevat één tweet van 14 september 2018 waarin melding wordt gemaakt van inbeslaggenomen medicijnen waarin (onder andere) Cost was verwerkt. Ook deze tweet is enkel terug te vinden indien men daar actief op zoekt. Ook deze tweet is enkel in het Nederlands beschikbaar; [handgeschreven aantekening: ‘Als nu naar Twitter niet vooraf te vinden.’]
c. Website van de douane: gaat voor wat betreft beschermde plantensoorten enkel in op orchideeën en cactussen. Voor wat betreft Oosterse medicijnen zegt de website: “Deze worden vaak gemaakt van delen van beschermde dieren. Zoals gal van beren, nagels van tijgers of slagtanden van olifanten.” De website is ook in het Engels of Duits beschikbaar; [handgeschreven aantekening: ‘Blijkbaar wel mogelijk om op website concreet aan te merken wat wel en niet kan.’]
d. DouaneReizen app: meldt onder het kopje “Dieren en planten” met bestemming China: “U mag geen levende planten (ook geen orchideeën) meenemen, tenzij er aan strenge eisen wordt voldaan zoals het aanvragen van een speciaal certificaat in het land van herkomst. Dit kan enige tijd duren”.
Onder het kopje “Medicijnen en drugs” met bestemming China staat: “U mag van en naar landen buiten de EU alleen medicijnen meenemen die voor uzelf zijn of voor uw reisgenoten, zoals uw kinderen. Wij kunnen u vragen om te bewijzen dat medicijnen die u meeneemt voor eigen gebruik zijn.” Nergens wordt de burger gewaarschuwd voor het feit dat Chinese medicijnen vaak voor problemen zorgen. Bovendien is de app enkel in het Nederlands beschikbaar; [handgeschreven aantekening: ‘vte spreekt geen NL.’]
e. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland: heeft een pagina over CITES. Echter, deze hele pagina is in het geheel niet beschikbaar in het Engels;
f. CITES-folder: als op Google gericht wordt gezocht naar een CITES-folder, komt men uit op de folder “CITES en Traditionele Chinese Medicijnen”. Hierbij constateer ik allereerst dat de folder enkel is gepubliceerd via de website van het WNF en dus niet via websites van de overheid (die per slot van rekening de handhavende autoriteit is). Daarbij constateer ik dat de folder niet gedateerd is. Als ik het opgegeven nummer van het LASER/CITES-bureau bel voor meer informatie, blijkt dat het nummer niet meer in gebruik is. [handgeschreven aantekening: Die folder gedateerd en niet kenbaar. Al deze bronnen zijn openbare bronnen’.]
16. Wat blijkt nu uit bovenstaande informatievoorzieningen? Ik hoef niet te ontkennen dat hier en daar weldegelijk iets wordt vermeld over de invoer van Chinese medicijnen of meer specifiek over de invoer van Cost. Maar daarbij maak ik ook de volgende kanttekeningen. Allereerst heb ik voor wat betreft alle informatievoorzieningen gericht gezocht op Chinese medicijnen of Cost. [handgeschreven aantekening: ‘actief gaan zoeken.’] Daarbij is, met uitzondering van de volstrekt gedateerde CITES-folder, geen enkele informatiebron beschikbaar in het Chinees. De belangrijkste informatievoorzieningen - Facebook, Twitter en de DouaneReizen app - zijn überhaupt enkel in het Nederlands beschikbaar. [handgeschreven aantekening: ‘Ook in Engels voorlichting niet beschikbaar. De folder, vte gevraagd op vliegveld deze niet gezien.’]
17. De vraag die ik dan vervolgens aan de orde stel, is: kan een burger, na een redelijke inspanning, achterhalen dat hij Cost niet mag invoeren? Zijn de wet en alle informatievoorzieningen daaromheen voldoende duidelijk? Ik vind van niet. De gemiddelde Chinese reiziger is niet in staat om na een redelijke inspanning te achterhalen dat hij Cost niet mag invoeren.
18. De praktijk bevestigt dit ook. Niet alleen binnen mijn eigen kantoor zien we aan de lopende band hardwerkende, Chinese reizigers zonder strafblad die zich geconfronteerd zien met een strafbeschikking, maar ook daarbuiten liegen de cijfers er niet om. Zojuist gaf ik al aan dat in 2018 in totaal 500 strafbeschikkingen zijn uitgevaardigd, 1,55% van het totaal aantal strafbeschikkingen. [handgeschreven aantekening: ‘Ook in ea pr behandeld veel van deze zaken dit zegt AG ook.’]
19. Daar komt bij dat de Cost, de oorzaak van alle problemen, verwerkt zit in alledaagse medicijnen. Zo zat de Cost in deze zaak verwerkt in een medicijn dat in China wordt gebruikt om menstruatiepijn [met handgeschreven aantekening: ‘klachten’] tegen te gaan. Deze medicatie is bovendien over the counter beschikbaar en verkrijgbaar in alle grote Chinese winkelketens. Stelt u zich eens voor dat u in Nederland bij de Kruidvat paracetamol of ibuprofen koopt, omdat uw dochter last heeft van menstruatiepijn, en dat u vervolgens een boete en daarmee een strafblad krijgt omdat de voor u gangbare medicatie een verboden ingrediënt blijkt te bezitten! Dat is nu precies wat al deze burgers overkomt.
20. Daarbij heeft cliënt, in al zijn oprechtheid, in zijn verklaringen ook precies de vinger op de zere plek gelegd. Als de verbalisant hem vraagt of hij zich heeft verdiept in de bestanddelen van de medicijnen, antwoordt hij:
“Ja, maar dit bevat allemaal plantaardige ingrediënten en niet van de dieren.”
21. Cliënt geeft daarbij aan niet te weten dat er ook bedreigde plantensoorten bestaan. Voorts is van belang dat cliënt aangeeft zichzelf weldegelijk voor zijn reizen te informeren wat de douaneregels zijn:
“Ja, ik let daar wel op wat je wel of niet mag meenemen en hoeveel contant geld ik mag meenemen en dat medicijnen geen beschermde diersoorten mogen bevatten.” [handgeschreven aantekening: ‘zowel in ea als vandaag meneer was gewaarschuwd man. Hij heeft ook de inspanning geleverd wat wel en niet invoeren.’]
22. Het bevreemdt mij dat cliënt gedetailleerd aangeeft welke inspanningen hij allemaal verricht om er zeker van te zijn dat hij geen dingen invoert die niet mogen, om vervolgens van de economische politierechter te horen dat hij niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan en dat hij zich had moeten informeren. Hoever gaat de zorgplicht van een particuliere partij die zich klaarblijkelijk al serieus heeft ingespannen om de van toepassing zijnde regels te achterhalen? Als blijkt dat een burger ondanks deze inspanningen alsnog een strafblad krijgt, moeten we dan niet eerlijk zijn en constateren dat de wet niet voldoende duidelijk is?
23. De praktijk en deze zaak laten zien dat de reizende burger onvoldoende wordt geïnformeerd om te kunnen stellen dat de wet voor cliënt voldoende duidelijk en voorzienbaar is. De gemiddelde burger (waaronder cliënt) - een leek op juridisch gebied, zeker op het gebied van bijzonder [handgeschreven aantekening: ‘economisch’] strafrecht - is daarbij niet in staat om de complexe, gelede normstellingen van de WED zelfstandig te doorgronden en zijn gedrag daarop aan te passen. De overheid biedt daarbij geen enkele hulp. Daarbij leidt de invoer van Cost tot schuldigverklaring aan een misdrijf, een serieus vergrijp waarvan de gevolgen in potentie groot zijn. Welwillende burgers krijgen op die manier keer op keer strafbeschikkingen en daarmee een strafblad aangesmeerd.
24. Gelet op het bovenstaande, moet worden geconcludeerd dat de wet - voor wat betreft de invoer van Cost - voor cliënt niet voorzienbaar en onvoldoende duidelijk is en daarmee in strijd met het in artikel 7 EVRM neergelegde legaliteitsbeginsel. Om die reden dient de gehele strafbaarstelling onverbindend te worden verklaard. Resultaat hiervan is dat de gedraging van cliënt geen strafbaar feit oplevert en dat cliënt derhalve ex artikel 352 lid 2 Sv dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.”
2.4.2
De pleitnota in eerste aanleg houdt hierover nog het volgende in:
“Legaliteitsbeginsel
13. Het legaliteitsbeginsel is neergelegd in artikel 1 Sr, artikel 16 Gw en artikel 7 EVRM. Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgaande wettelijke strafbepaling.
14. In onder andere Kafkaris v. Cyprus zet het EHRM uiteen aan welke eisen nationale wetten moeten voldoen om in overeenstemming te zijn met het in art. 7 EVRM neergelegde legaliteitsbeginsel. Het EHRM stelt bepaalde kwaliteitseisen aan de wet, waaronder de eisen van accessibility en foreseeability.
“An individual must know from the wording of the relevant provision and, if need be, with the assistance of the courts’ interpretation of it what acts and omissions will make him criminally liable and what penalty will be imposed for the act committed and/or omission” (par. 140).
Voor wat betreft de eis van foreseeability stelt het EHRM verder in The Sunday Times v. The United Kingdom:
“Secondly, a norm cannot be regarded as a “law” unless it is formulated with sufficient precision to enable the citizen to regulate his conduct: he must be able - if need be with appropriate advice - to foresee, to a degree that is reasonable in the circumstances, the consequences which a given action may entail. Those consequences need not be foreseeable with absolute certainty: experience shows this to be unattainable. Again, whilst certainty is highly desirable, it may bring in its train excessive rigidity and the law must be able to keep pace with changing circumstances.” (par. 49).
15. En voorts in Scoppola v. Italië:
“Foreseeability depends to a considerable degree on the content of the law concerned, the field it is designed to cover and the number and status of those to whom it is addressed. A law may still satisfy the requirement of “foreseeability” where the person concerned has to take appropriate legal advice to assess, to a degree that is reasonable in the circumstances, the consequences which a given action may entail.”
16. Een burger moet, kortgezegd, in staat zijn om zijn gedrag af te stemmen op basis van een voldoende duidelijke wet. Nu zou in beginsel gesteld kunnen worden dat de relevante strafbaarstelling an sich toegankelijk en duidelijk omschreven is voor de burger: Cost wordt immers met zoveel woorden genoemd in de CITES- basisverordening. De praktijk laat echter zien dat jaarlijks veel burgers Cost importeren, niet wetende dat de import hiervan strafbaar is. Cost is in China op grote schaal legaal verkrijgbaar, hetgeen betekent dat Chinese burgers niet van het verboden karakter van het plantje afweten.
17. Daarbij is de gemiddelde Chinese reiziger niet in staat om op redelijke wijze te achterhalen dat hij Cost niet mag invoeren: noch de website van de Douane, noch de DouaneReizen app (informatiekanalen die de burger zouden moeten informeren over welke goederen wel en niet geïmporteerd mogen worden) geven uitdrukkelijk aan dat de invoer van Cost strafbaar is.
18. In dit verband is dan ook exemplarisch dat cliënt verklaart reeds in 2016 door de Douane te zijn gecontroleerd op medicijnen en dat hem toen verteld is dat deze geen bedreigde diersoorten mochten bevatten. Op de vraag of cliënt zich heeft verdiept in de bestanddelen van de medicijnen antwoordt hij:
“Ja, maar dit bevat allemaal plantaardige ingrediënten en niet van de dieren.”
Cliënt geeft daarbij aan niet te weten dat er ook bedreigde plantensoorten bestaan. Voorts is van belang dat cliënt aangeeft zichzelf weldegelijk voor zijn reizen te informeren wat de douaneregels zijn:
“Ja, ik let daar wel op wat je wel of niet mag meenemen en hoeveel contant geld ik mag meenemen en dat medicijnen geen beschermde diersoorten mogen bevatten.”
19. Dat cliënt de nadruk legt op beschermde diersoorten, is niet verwonderlijk: de Douane heeft hem in 2016 klaarblijkelijk enkel ingelicht over het verboden karakter van diersoorten. Ook de website van de Douane zegt onder “Oosterse medicijnen” enkel het volgende: “Deze worden vaak gemaakt van delen van beschermde dieren. Zoals gal van beren, nagels van tijgers of slagtanden van olifanten. Verder rept de website met geen woord over beschermde plantensoorten, anders dan over gekweekte orchideeën en cactussen.
20. In dat verband dient verder opgemerkt te worden dat de Douane in sommige gevallen blijkbaar wél in staat is om in de app of op de website zeer concreet aan te geven wat wel en niet is toegestaan: voor wat betreft de doopvontschelp, de karkoschelp en kaviaar geeft de app immers uitdrukkelijk aan hoeveel daarvan geïmporteerd mag worden. Ook voor wat betreft alcohol, wapens en tabak geeft de app zeer specifiek aan wat wel en niet geïmporteerd mag worden. Daarbij is de app tot slot zeer duidelijk over de import van bijvoorbeeld ginseng (onder “Etenswaren”), een wortel die zich laat vergelijken met Cost in die zin dat beiden worden gebruikt voor medicinale doeleinden. Voor wat betreft Amerikaanse ginseng stelt de app namelijk dat het mag worden meegenomen zonder vergunning, mits het is verwerkt in producten (zoals de Cost in dit geval is verwerkt in medicijnen). Bij invoer als wortels of plakjes geeft de app uitdrukkelijk aan dat een vergunning nodig is.
21. De praktijk en onderhavige zaak laten aldus zien dat de reizende burger onvoldoende wordt geïnformeerd om te kunnen stellen dat de wet voor cliënt
voldoende voorzienbaar is. De gemiddelde burger (waaronder cliënt) - een leek op juridisch gebied, zeker op het gebied van bijzonder strafrecht - is daarbij niet in staat om de complexe, gelede normstellingen van de WED zelfstandig te doorgronden en zijn gedrag daarop aan te passen. Welwillende burgers krijgen op die manier keer op keer strafbeschikkingen en daarmee een strafblad aangesmeerd wegens de invoer van Cost.
22. Het is verder zeer onredelijk van de reizende burger te verwachten dat hij op voorhand (kostbaar) juridisch advies inwint, zeker nu de burger over het algemeen geen professionele partij is. Juist de informatiekanalen van de Douane zijn bedoeld om de burger voor te lichten over wat wel en niet is toegestaan. Slechts aan de ‘achterkant’ van de keten wordt de burger “geïnformeerd” over de strafbaarheid van de invoer van Cost, en wel door vervolging en bestraffing: aan de ‘voorkant’ blijft het angstvallig stil en lijkt geen moeite te worden gedaan om de burger te informeren.
23. De huidige strafbaarstelling, bezien in combinatie met de informatievoorziening hieromtrent, biedt de gemiddelde burger onvoldoende handvatten om zijn gedrag te reguleren. Datgene wat in redelijkheid van de burger mag worden verwacht, is in de praktijk niet toereikend om overtreding van een wettelijke verbodsbepaling te voorkomen.
24. Daar komt nog eens bij dat overweging (14) van de preambule van de Verordening bepaalt dat voorlichting en bewustmaking van het publiek, met name op de grensposten, over de uitvoeringsbepalingen van deze Verordening, de naleving van deze bepalingen kunnen vergemakkelijken. De Verordening geeft dus zelf al aan dat de burger moet worden voorgelicht en bewust moet worden gemaakt van de bepalingen uit de Verordening. Nu kan de burger uiteraard niet uitgebreid worden voorgelicht over iedere dier- en plantensoort die is opgenomen in de bijlagen. Als de praktijk echter laat zien dat nette burgers (zonder strafblad) keer op keer Cost importeren vanuit China, zonder dat zij zich bewust zijn van hun strafrechtelijke aansprakelijkheid, dan had men na al die jaren van de Douane of, meer algemeen, van de Nederlandse overheid mogen verwachten dat zij de burger - in lijn met de preambule van de Verordening - beter zou voorlichten. Toch lijken de Douane, noch de Nederlandse overheid zich in te willen spannen om dergelijke overtredingen te voorkomen. Eén Facebookbericht, gedateerd 3 februari 2016, kan uiteraard niet als voldoende worden beschouwd.
25. Gezien het bovenstaande, moet worden geconcludeerd dat de wet - voor wat betreft de invoer van Cost - voor cliënt niet voorzienbaar is en daarmee in strijd met het in artikel 1 Sr, artikel 16 Gw en artikel 7 EVRM neergelegde legaliteitsbeginsel. De praktijk wijst uit dat de wet voor de gemiddelde burger niet voldoende bepaald is. Om die reden dient de gehele strafbaarstelling onverbindend te worden verklaard. Resultaat hiervan is dat de handelingen van cliënt geen strafbaar feit opleveren en dat cliënt derhalve ex artikel 352 lid 2 Sv dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.”
2.4.3
Het proces-verbaal ter terechtzitting in hoger beroep houdt voorts het volgende in:
“Op vragen van het hof aangaande het ten laste gelegde verklaart de verdachte als volgt.
“Ik ben op 25 juli 2017 op Schiphol aangekomen. De betreffende zakjes gevuld met granulaat, inhoudende Cost, die ik bij mij had heb ik gekocht in een apotheek in China. De zakjes waren voor mijn dochter, ter vermindering van menstruatieklachten. In China is deze medicatie tegen menstruatiepijn normaal. Het is in China algemene kennis, als een jong meisje net menstrueert en klachten krijgt en daarvoor naar een arts gaat dan krijgt zij deze medicatie voorgeschreven. Het gaat in de medicijnen om het hoofdbestanddeel Imdoudchou [fonetisch], ik wist niet dat er ook Cost in zat. Iedereen heeft mij dit soort medicatie aangeraden, waar Imdoudchou [fonetisch] in zit. Dit is niet hetzelfde als Cost. Cost is een bij-ingrediënt. Op de verpakking van de medicatie staat Imdoudchou [fonetisch], Cost staat niet vermeld. Cost staat alleen in de bijsluiter vermeld. Die heb ik niet gelezen voordat de douane ambtenaar mij daarmee confronteerde.”
De voorzitter deelt mede dat er in het dossier een kopie van de verpakking is opgenomen op pagina 5 van het proces-verbaal determinatie van 25 juli 2017 en dat de verbalisanten op grond van deze tekst hebben vastgesteld dat het om Cost ging.
Op verdere vragen van het hof verklaart de verdachte als volgt.
“Ik had slechts kleine zakjes bij mij. Pas toen de douane ambtenaar mij er op wees, zag ik dat er Cost in de medicijnen zat. Ik heb geen idee waar Cost vandaan komt en of de Cost die in de betreffende zakjes is verwerkt wild geplukt is of gekweekt. Volgens mij worden er in China wel veel planten gekweekt voor Chinese kruiden. Ik weet niet meer of op de verpakking stond of het om gekweekte Cost ging.”
(...)
Op vragen van de verdediging antwoordt de verdachte als volgt.
“Op de onderste afbeelding, betreffende het gele zakje staat rechts bovenin een ovaal rood cirkeltje met de letters “OTC”. Volgens mij betekent dit dat het medicijn zonder recept verkrijgbaar is bij de apotheek. De uitdrukking Over The Counter zegt mij niets. Ik heb de medicijnen zonder recept gekregen.”
2.4.4
Het hof heeft verweer waarop het cassatiemiddel doelt als volgt samengevat en verworpen:
“Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de wet - voor wat betreft de invoer van Cost - voor de verdachte niet voorzienbaar en voldoende duidelijk is en daarmee in strijd met het in artikel 7 Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde legaliteitsbeginsel. Om die reden dient de gehele strafbaarstelling onverbindend te worden verklaard, met als gevolg dat de gedraging van de verdachte geen strafbaar feit oplevert en de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
(...)
Strafbaarheid van de verdachte
Voor zover de verdediging met het hierboven vermelde verweer (voorts) een beroep heeft willen doen op afwezigheid van alle schuld, met als conclusie ontslag van alle rechtsvervolging nu de verdachte heeft gedwaald omtrent de geldende wet- en regelgeving, geldt het volgende.
Een reiziger behoort te weten dat de invoer van beschermde plant- en diersoorten aan beperkingen is onderworpen. Van hem mag worden verwacht dat hij zich op de hoogte stelt van de geoorloofdheid van voorgenomen invoer van goederen, als hij van de precieze inhoud van de regelgeving niet op de hoogte is. Ook China is partij bij het CITES-verdrag, als gevolg waarvan ook in China de op grond van het CITES-verdrag geldende beperkingen bekend zullen zijn. Van de verdachte mag extra oplettendheid worden verwacht, nu hij zich beroepsmatig bezig houdt met de invoer van levensmiddelen (knoflook en gember). Daarbij is hij reeds in 2016 door de Douane gecontroleerd in verband met de invoer van medicijnen en is hem toen verteld dat deze geen producten van bedreigde diersoorten mochten bevatten. De bescherming van bedreigde plantensoorten ligt in het verlengde van de bescherming van bedreigde diersoorten. Het beroep op verontschuldigbare rechtsdwaling - en dus afwezigheid van alle schuld - wordt mitsdien verworpen.”
2.5.1
Vooropgesteld moet worden dat voor het slagen van een beroep op afwezigheid van alle schuld wegens dwaling ten aanzien van de wederrechtelijkheid van het bewezenverklaarde, vereist is dat aannemelijk is dat de verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging. Van onbewustheid kan slechts sprake zijn, indien de verdachte ten tijde van het begaan van het feit in de overtuiging verkeerde dat zijn gedraging niet ongeoorloofd was (vgl. HR 9 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1490).
2.5.2
Het kennelijke oordeel van het hof dat het beroep op verontschuldigbare rechtsdwaling moet worden verworpen omdat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Daarbij is mede van belang dat het door de raadsman van de verdachte gevoerde verweer – in de kern – slechts in algemene zin inhoudt dat de wettelijke regeling wat betreft de invoer van Cost onvoorzienbaar en onvoldoende duidelijk is en dat het hof in aanmerking heeft genomen de omstandigheden dat de verdachte zich beroepsmatig bezighoudt met de invoer van levensmiddelen en reeds eerder door de Douane was gecontroleerd in verband met de invoer van medicijnen zodat van hem extra oplettendheid mocht worden verwacht. Daaraan doet niet af dat het granulaat met Cost, ondanks het feit dat China partij is bij het CITES-verdrag, in China vrij verkrijgbaar zou zijn.
2.5.3
Het cassatiemiddel faalt.

3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 december 2020.