Uitspraak
wonende te [woonplaats],
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
20 november 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. Betrokkene, wonende te [woonplaats], heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, die op 27 januari 2020 was gegeven in de zaak C/16/496134 / FA RK 20-728. De officier van justitie van het arrondissementsparket Midden-Nederland was verweerder in cassatie. De advocaat van betrokkene, M.E. Bruning, heeft het cassatierekest ingediend, terwijl de officier van justitie, vertegenwoordigd door advocaat M.M. van Asperen, heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De Hoge Raad heeft de klachten van betrokkene over de beschikking van de rechtbank beoordeeld. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was dat het cassatieberoep moest worden verworpen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze.