In deze zaak heeft [verzoekster] B.V. cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een verzoek tot faillietverklaring, waarbij de vraag aan de orde is of er summierlijk blijkt van een steunvordering. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de rechtbank Amsterdam en een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De advocaat van [verzoekster], J.H.M. van Swaaij, heeft gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot, die tot verwerping van het cassatieberoep strekt. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [verzoekster] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 879,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.