ECLI:NL:HR:2020:1838

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 november 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
19/02041
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over boetevorderingen wegens niet nakoming van bepalingen uit huurovereenkomst en uitleg petitum

In deze zaak heeft [eiser] cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 januari 2019. De zaak betreft een huurovereenkomst tussen [eiser] en Stichting Carinova Thuiszorg, waarbij [eiser] aanspraak maakt op boetes wegens niet-nakoming van contractuele bepalingen. De huurovereenkomst, die op 14 juni 2006 werd aangegaan, bevatte bepalingen over het gebruik van het gehuurde en de noodzaak van schriftelijke toestemming voor wijzigingen. Carinova heeft zonder toestemming een deel van het gehuurde onderverhuurd aan Vegro Verpleegartikelen B.V., wat leidde tot een geschil over de verbeurde boetes. De kantonrechter oordeelde dat Carinova tekortgeschoten was in de nakoming van de huurovereenkomst en legde een boete op van € 125.250,--. Het hof heeft dit vonnis vernietigd en Carinova veroordeeld tot een hogere boete van € 311.566,25. In cassatie heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het hof onterecht heeft geoordeeld dat de vordering van [eiser] enkel betrekking had op de outlet-activiteiten van Vegro en niet op andere overtredingen van de huurovereenkomst. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/02041
Datum20 november 2020
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: [eiser],
advocaat: H.J.W. Alt,
tegen
STICHTING CARINOVA THUISZORG,
gevestigd te Raalte,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: Carinova,
advocaat: R.T. Wiegerink.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak 2685940 CV EXPL 14-236 van de kantonrechter te Zwolle van 25 maart 2014, 9 december 2014, 8 september 2015 en 2 augustus 2016;
de arresten in de zaak 200.205.057/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 mei 2018 en 22 januari 2019.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof van 22 januari 2019 beroep in cassatie ingesteld.
Carinova heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt in het principale cassatieberoep tot vernietiging van het bestreden arrest en verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof, en in het incidentele cassatieberoep tot verwerping.
De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.1-1.6. Deze komen, samengevat weergegeven, op het volgende neer.
(i) [eiser] is eigenaar van een bedrijfspand in [plaats].
(ii) Op 14 juni 2006 zijn [eiser] en Carinova een huurovereenkomst aangegaan betreffende ca. 988 m2 kantoorruimte en ca. 846 m2 bedrijfsruimte in het bedrijfspand (hierna: het gehuurde). Op de huurovereenkomst zijn de “Algemene Bepalingen Huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte” van 11 juli 2003 toepasselijk verklaard (hierna: de algemene voorwaarden).
(iii) In de huurovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:
“1.2 Het gehuurde zal door of vanwege huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt als regiokantoor met bijbehorend magazijn.
1.3
Het is huurder niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder een andere bestemming aan het gehuurde te geven dan omschreven in 1.2. (…)
10. Huurder zal voor haar rekening en risico een aantal wijzigingen in het gehuurde doorvoeren c.q. een aantal investeringen in het gehuurde doen. (…) Overigens geldt altijd dat alle (bouwkundige) wijzigingen aan het gehuurde vooraf schriftelijke goedkeuring van verhuurder behoeven. (…)”
(iv) In de algemene voorwaarden is onder meer het volgende bepaald:
“Gebruik
6.1
Huurder zal het gehuurde - gedurende de gehele duur van de huurovereenkomst - daadwerkelijk, geheel, behoorlijk en zelf gebruiken uitsluitend overeenkomstig de in de huurovereenkomst aangegeven bestemming (…).
Boetebepaling
7. Indien huurder zich, na door verhuurder behoorlijk in gebreke te zijn gesteld, niet houdt aan de in de huurovereenkomst en de in deze algemene bepalingen opgenomen voorschriften, verbeurt huurder aan verhuurder, voor zover geen specifieke boete is overeengekomen, een direct opeisbare boete van € 250,00 per dag voor elke dag dat huurder in verzuim is. (…)
Onderhuur
8.1
Behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder is het huurder niet toegestaan het gehuurde geheel of gedeeltelijk aan derden in huur, onderhuur of gebruik af te staan, ofwel de huurrechten geheel of gedeeltelijk aan derden over te dragen of in te brengen in een personenvennootschap of rechtspersoon.
8.2
Ingeval huurder handelt in strijd met bovenstaande bepaling, verbeurt huurder aan verhuurder per kalenderdag dat de overtreding voortduurt een direct opeisbare boete, gelijk aan tweemaal de op dat moment voor huurder geldende huurprijs per dag, onverminderd het recht van verhuurder om nakoming dan wel ontbinding van de huurovereenkomst, alsmede schadevergoeding te vorderen.”
(v) In april/mei 2012 hebben Carinova en Vegro Verpleegartikelen B.V. (hierna: Vegro) een huurcontract ondertekend, inhoudende dat Vegro met ingang van 1 januari 2012 een deel van het gehuurde van Carinova huurt. Vegro heeft omstreeks september 2012 in het gehuurde een outlet voor hulpmiddelen geopend.
(vi) In een brief van 7 november 2013 aan Carinova heeft de toenmalige advocaat van [eiser] aanspraak gemaakt op een inmiddels verbeurde boete op grond van art. 8.2 van de algemene voorwaarden van € 542.331,84 en een boete van € 250,-- per dag op grond van art. 7 van de algemene voorwaarden indien niet binnen veertien dagen na dagtekening van de brief het met de contractuele bestemming strijdige gebruik van het gehuurde als outlet wordt gestaakt.
(vii) Carinova heeft wat betreft de betaling van de boetebedragen niet aan deze sommatie voldaan.
(viii) Nadat [eiser] deze procedure aanhangig had gemaakt, heeft hij in een brief van 6 januari 2014 aan Carinova melding gemaakt van (mogelijke) overtreding van een aantal bepalingen uit de huurovereenkomst (onder meer het aanbrengen van wijzigingen waarvoor geen toestemming was gegeven) en heeft hij Carinova gesommeerd een en ander in orde te maken op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,-- per dag.
(ix) De huurovereenkomst tussen partijen is op 30 juni 2016 beëindigd. Carinova heeft het gehuurde toen ontruimd.
2.2
In deze procedure vordert [eiser] onder meer een verklaring voor recht dat Carinova is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, veroordeling van Carinova tot betaling van een boete ingevolge art. 8.2 van de algemene voorwaarden wegens onderhuur zonder voorafgaande toestemming van [eiser] en veroordeling van Carinova tot betaling van een boete van € 1.500,-- ingevolge art. 7 van de algemene voorwaarden, vanaf 28 november 2013 te vermeerderen met € 250,-- voor elke dag dat Carinova in verzuim blijft met nakoming van haar verplichtingen.
De kantonrechter heeft, na tussenvonnissen en bewijslevering, bij eindvonnis voor recht verklaard dat Carinova toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst en Carinova veroordeeld tot betaling van een boete van in totaal € 125.250,-- vanwege het gebruik (door Vegro) van het gehuurde als outlet, in strijd met de contractuele bestemming van het gehuurde. Hij heeft de vorderingen voor het overige afgewezen.
2.3
Het hof [1] heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en Carinova veroordeeld tot betaling van een boete van € 311.566,25. Voor het overige heeft het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en het meer of anders gevorderde afgewezen.
2.4
Het hof heeft ten aanzien van de vordering tot betaling van een boete op grond van art. 7 van de algemene voorwaarden als volgt overwogen:
“4.1 (…)
g. Deze vordering is gehandhaafd. Bij gelegenheid van de comparitie in hoger beroep heeft de advocaat van [eiser], desgevraagd, toegelicht dat de vordering betrekking heeft op het gebruik in strijd met de bestemming door Vegro - de outletactiviteiten - en dus is gebaseerd op overtreding van artikel 6 lid 1 van de algemene voorwaarden (€ 1.500,- voor de periode tot 28 november 2013 en € 250,- per dag voor de periode nadien).
(…).
5.1
De grieven III tot en met VII in het principaal appelbetreffen het geschil tussen partijen over de vraag of Carinova onbevoegd wijzigingen heeft aangebracht aan het verhuurde en om die reden de contractuele boete van artikel 7 van de algemene voorwaarden verschuldigd is. De kantonrechter heeft die vraag uiteindelijk, na enkele tussenvonnissen en bewijslevering, ontkennend beantwoord. Met de grieven komt [eiser] tegen dat oordeel op.
5.2
De grieven falen bij gebrek aan belang. Hiervoor heeft het hof aangegeven welke vorderingen in hoger beroep nog aan de orde zijn. De vordering van [eiser] betreffende de boete van € 250,- per dag (vordering g.) heeft betrekking op de gestelde overtreding door Carinova van artikel 6.1 van de algemene voorwaarden (gebruik in strijd met de bestemming), maar niet op een overtreding van artikel 10 van de huurovereenkomst (het aanbrengen van wijzigingen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming). Omdat het petitum van de memorie van grieven op dit punt niet aansloot bij de grieven, heeft het hof de advocaat van [eiser] bij gelegenheid van de comparitie van partijen gevraagd naar de reikwijdte van de vordering onder g. (…), waarop de advocaat van [eiser] heeft bevestigd dat deze vordering ziet op het handelen in strijd met de bestemming (de outletactiviteiten). Het petitum biedt met deze toelichting geen ruimte voor de interpretatie dat [eiser] ook een boete vordert vanwege overtreding van artikel 10 van de huurovereenkomst. (…).”
2.5
Het proces-verbaal van de comparitie in hoger beroep vermeldt, voor zover in cassatie van belang, het volgende:

De voorzitter: De vordering onder II.4 betreft de boete op grond van artikel 7 van de algemene bepalingen. De boete betreft een bedrag van € 1.500,- voor de periode tot 28 november 2013 en € 250,- per dag voor de periode na die tijd. Het gaat dus om een boete die op 22 november 2013 is ingegaan. Klopt het dat de boete wegens strijd met de bestemming is bedoeld?
Mr. Linssen: dat is juist. Deze boete ziet op de outlet-activiteiten.”

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

3.1.1
Onderdeel 2.1 van het middel richt zich tegen het oordeel van het hof (in rov. 5.2) dat de grieven III tot en met VII in het principale hoger beroep falen bij gebrek aan belang, omdat het petitum met de daarop (ter comparitie) gegeven toelichting geen ruimte biedt voor de interpretatie dat [eiser] ook een boete vordert vanwege overtreding van art. 10 van de huurovereenkomst. Het klaagt onder meer dat dit oordeel onbegrijpelijk is.
3.1.2
Deze klacht is gegrond. In eerste aanleg heeft het debat tussen partijen mede betrekking gehad op de vraag of Carinova een boete had verbeurd door zonder toestemming van [eiser] wijzigingen aan het gehuurde aan te brengen. De kantonrechter heeft blijkens het tussenvonnis van 9 december 2014 de vordering tot betaling van een boete op grond van art. 7 van de algemene voorwaarden zo begrepen dat zij niet alleen was gebaseerd op de stelling van [eiser] dat Carinova het gehuurde in strijd met de contractuele bestemming heeft gebruikt en door Vegro als outlet heeft laten gebruiken (rov. 5.8.1-5.8.8), maar ook op de stelling dat Carinova bouwkundige wijzigingen in het pand heeft aangebracht waarvoor [eiser] nimmer toestemming heeft verleend (rov. 5.10.1-5.10.19). De kantonrechter heeft na bewijslevering geoordeeld dat de vordering van [eiser] tot betaling van de boete wegens onbevoegd aangebrachte bouwkundige wijzigingen moet worden afgewezen. In hoger beroep heeft [eiser] wederom gevorderd Carinova te veroordelen tot betaling van de boete op grond van art. 7 van de algemene voorwaarden van € 1.500,-- per dag, te vermeerderen vanaf 28 november 2013 met € 250,-- voor elke dag dat Carinova in verzuim blijft met nakoming van haar verplichtingen. De grieven III-VII waren alle gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat Carinova geen boetes had verbeurd door zonder toestemming van [eiser] wijzigingen aan te brengen. Carinova heeft inhoudelijk verweer gevoerd tegen die grieven, onder meer door te betogen dat geen sprake is geweest van onbevoegd aangebrachte wijzigingen aan het gehuurde en dat zij ter zake daarvan geen boetes had verbeurd. In het licht van dit partijdebat is onbegrijpelijk dat het hof aan de bevestiging door de advocaat van [eiser] tijdens de comparitie in hoger beroep dat de boete ziet op de outlet-activiteiten, zonder meer de gevolgtrekking heeft verbonden (zonder dit aan de advocaat van [eiser] te verduidelijken) dat die vordering daarmee níet zag op onbevoegd aangebrachte wijzigingen aan het gehuurde. Dat de vordering ziet op outlet-activiteiten sluit immers niet uit dat deze ook ziet op andere overtredingen van bepalingen van de huurovereenkomst, zoals de kantonrechter de vordering had uitgelegd en zoals Carinova de daarop betrekking hebbende grieven had begrepen.
3.1.3
De onderdelen 2.4.3 en 2.5.1-II bouwen op onderdeel 2.1 voort en zijn eveneens gegrond.
3.2
De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

4.Beoordeling van het middel in het incidentele beroep

4.1
Hiervoor in 3.1.2 en 3.1.3 is gebleken dat het middel in het principale beroep doel treft. Daarmee is de voorwaarde vervuld waaronder het incidentele beroep is ingesteld. Het daarin voorgestelde middel moet daarom worden onderzocht.
4.2
De klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

5.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep
- vernietigt het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 januari 2019;
- verwijst het geding naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing;
- veroordeelt Carinova in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 2.205,72 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris;

in het incidentele beroep

- verwerpt het beroep;
- veroordeelt Carinova in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Carinova deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
20 november 2020.

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 22 januari 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:490.