ECLI:NL:HR:2020:1835
Hoge Raad
- Cassatie
- M.E. van Hilten
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake belastingaangifte personenauto’s en motorrijwielen
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 24 oktober 2019, nr. 18/00333. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 17/4195) betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan personenauto’s en motorrijwielen. De Staatssecretaris van Financiën en de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) waren de tegenpartijen in deze procedure.
De Hoge Raad heeft de door belanghebbende voorgestelde middelen beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in dit geval geen motivering hoeven geven voor zijn oordeel, aangezien de beoordeling van de middelen niet noodzakelijk was voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, en dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 20 november 2020 door de vice-president en de raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.