ECLI:NL:HR:2020:1824

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 november 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
20/02462
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan gronden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 15 juli 2020, die op haar beurt weer betrekking had op een verzet tegen een eerdere uitspraak van 9 april 2020. De Hoge Raad heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. Het beroepschrift voldeed niet aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het geen gronden van het beroep bevatte. Belanghebbende had gekozen voor digitaal procederen en was door de griffier van de Hoge Raad op 12 augustus 2020 in de gelegenheid gesteld om het verzuim binnen zes weken te herstellen. Echter, belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruikgemaakt. Hierdoor heeft de Hoge Raad, op basis van artikel 6:6 Awb, besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 20 november 2020.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/02462
Datum20 november 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 15 juli 2020, nr. SGR 19/7608 V op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 9 april 2020.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.
Aangezien belanghebbende voor digitaal procederen heeft gekozen, heeft de griffier van de Hoge Raad belanghebbende via een op 12 augustus 2020 in het webportaal van de Hoge Raad geplaatst bericht in de gelegenheid gesteld dat verzuim binnen zes weken te herstellen. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruikgemaakt.
Daarom zal de Hoge Raad met toepassing van het bepaalde in artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2020.