ECLI:NL:HR:2020:1770
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid beroep in cassatie inzake betalingsonmacht griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 november 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, [X], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 17 april 2020, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 24 oktober 2019 werd behandeld. Belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende in de gelegenheid gesteld om een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen in te dienen, maar het beroep op betalingsonmacht werd afgewezen op basis van de ingediende gegevens. De griffier had belanghebbende vervolgens gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Aangezien het griffierecht niet tijdig was voldaan, werd belanghebbende verzocht om een verklaring te geven voor de niet-tijdige betaling. De argumenten die belanghebbende aanvoerde, werden door de Hoge Raad niet als voldoende geacht om te concluderen dat zij niet in verzuim was. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) werd het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad oordeelde verder dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.