ECLI:NL:HR:2020:177

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 februari 2020
Publicatiedatum
31 januari 2020
Zaaknummer
19/03632
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over teruggave van inbeslaggenomen gegevensdragers in strafzaak OMG Caloh Wagoh

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 februari 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 28 mei 2019. Het beroep in cassatie is ingesteld door het openbaar ministerie naar aanleiding van een klaagschrift van de klaagster, die in deze procedure wordt aangeduid als [klaagster 10]. De rechtbank had in haar beschikking bepaald dat het belang van de klaagster bij teruggave van zeven inbeslaggenomen gegevensdragers zwaarder weegt dan het belang van de strafvordering, maar dit oordeel werd door de Hoge Raad als niet begrijpelijk bestempeld, omdat het zonder nadere motivering was gegeven.

De Hoge Raad oordeelde dat de wet geen mogelijkheid biedt voor een voorwaardelijke teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen. Indien het belang van de strafvordering zich verzet tegen teruggave, dient het klaagschrift ongegrond te worden verklaard. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank voor zover deze betrekking had op de teruggave van de zeven voorwerpen en wees de zaak terug naar de rechtbank voor een nieuwe behandeling. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt de noodzaak van een duidelijke motivering bij de afweging van belangen in dergelijke zaken en bevestigt de strikte regels omtrent inbeslagname en teruggave in het strafrecht.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/03632
Datum4 februari 2020
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 28 mei 2019, nummer RK 19/690, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend
door
[klaagster 10],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
hierna: de klaagster.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door het openbaar ministerie. Het heeft bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsman van de klaagster, M.R. Mantz, advocaat te ’s-Gravenhage, heeft het beroep van het openbaar ministerie tegengesproken.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking voor zover de rechtbank het beklag ten aanzien van bepaalde inbeslaggenomen voorwerpen (voorwaardelijk) gegrond heeft verklaard en de teruggave daarvan heeft gelast per 28 juni 2019 en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank opdat de zaak in zoverre op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
De raadsman van de klaagster heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat het oordeel van de rechtbank dat het belang van de klaagster bij teruggave van zeven in de beschikking van de rechtbank vermelde gegevensdragers “thans, na een half jaar”, zwaarder moet wegen dan het belang van strafvordering, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk is.
2.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 5.3.
2.3
Naar aanleiding van de gegrondverklaring door de rechtbank van het beklag ten aanzien van de hierboven genoemde goederen “per 28 juni 2019” en het gelasten van de teruggave daarvan aan de klaagster “indien daarover op 28 juni 2019 door het OM nog geen beslissing is genomen” merkt de Hoge Raad nog het volgende op. De wet voorziet niet in de mogelijkheid van een voorwaardelijke beslissing over strafvorderlijk inbeslaggenomen voorwerpen. Is de rechter van oordeel dat het belang van strafvordering zich (nog) verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen, dan dient hij het klaagschrift waarin de teruggave van die voorwerpen wordt verzocht ongegrond te verklaren. Is daarvan geen sprake, dan dient in de regel teruggave te worden gelast (vgl. HR 12 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1692).
2.4
Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank, maar uitsluitend voor zover betrekking hebbend op de zeven voorwerpen ten aanzien waarvan het beklag “per 28 juni 2019” gegrond is verklaard en waarvan de teruggave aan de klaagster is gelast “indien daarover op 28 juni 2019 door het OM nog geen beslissing is genomen”;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Midden-Nederland, opdat de zaak in zoverre opnieuw wordt behandeld en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 februari 2020.