ECLI:NL:HR:2020:1760

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
19/01755
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van uitspraak in ontnemingszaak wegens schending van aanwezigheidsrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 november 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in het buitenland gedetineerd was. De betrokkene was niet aanwezig op de terechtzitting in hoger beroep, en de oproeping was uitgereikt aan een huisgenoot. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof en terugwijzing naar het gerechtshof voor herbehandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat de behandeling van de zaak kon doorgaan zonder de aanwezigheid van de betrokkene, die niet vrijwillig afstand had gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/01755 P
Datum10 november 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 maart 2019, nummer 21/003591-16, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de betrokkene.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt in het licht van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden over het oordeel van het hof dat met de behandeling van de zaak kon worden voortgegaan buiten aanwezigheid van de betrokkene. Het voert daartoe aan dat de betrokkene tijdens de behandeling van zijn zaak op de terechtzitting in hoger beroep in het buitenland was gedetineerd en dat hij niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn.
2.2.1
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
a. een akte van uitreiking die is gehecht aan het dubbel van de oproeping van de betrokkene in hoger beroep om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 27 maart 2019 en die inhoudt dat de geadresseerde op 28 september 2018 niet werd aangetroffen en de oproeping is uitgereikt aan een op dat adres aanwezige persoon;
b. het proces-verbaal van die terechtzitting dat inhoudt dat de betrokkene daar niet is verschenen, dat de raadsman van de betrokkene heeft verklaard niet uitdrukkelijk door de betrokkene te zijn gemachtigd de verdediging te voeren en dat het onderzoek is gesloten.
2.2.2
In cassatie is - door middel van aanhechting aan de schriftuur - een ‘Haftbescheinigung’ van 21 oktober 2019 overgelegd van de Justizvollzugsanstalt München. Dit stuk houdt in dat de betrokkene zich vanaf 17 oktober 2018 in Duitsland in voorarrest bevindt.
2.3
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad heden heeft gewezen in de met deze ontnemingszaak samenhangende strafzaak ECLI:NL:HR:2020:1759.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 november 2020.