ECLI:NL:HR:2020:1688

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
19/02675
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over gewoontewitwassen van grote geldbedragen en afwijzing verzoek tot het horen van getuigen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 29 mei 2019. De verdachte, geboren in 1975, was in hoger beroep veroordeeld voor gewoontewitwassen van grote geldbedragen, zoals bedoeld in artikel 420ter van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat H.S. Bugter uit Nijmegen. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven voor zijn oordeel, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het gerechtshof heeft bevestigd.

De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat het beroep van de verdachte wordt verworpen, waarmee de eerdere veroordeling in stand blijft. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de vice-president J. de Hullu als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren Y. Buruma en E.S.G.N.A.I. van de Griend, en in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/02675
Datum27 oktober 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 29 mei 2019, nummer 22-004258-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft H.S. Bugter, advocaat te Nijmegen, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 oktober 2020.