ECLI:NL:HR:2020:1624

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 oktober 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
20/00177
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Oost-Brabant inzake Waterschap De Dommel

In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 9 december 2019, nr. SHE 19/319V. Dit beroep volgde op een verzet dat belanghebbende had ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 6 mei 2019. De Hoge Raad heeft de middelen die door belanghebbende zijn voorgesteld, beoordeeld. Het dagelijks bestuur van Waterschap De Dommel heeft een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende een conclusie van repliek heeft gegeven, gevolgd door een conclusie van dupliek van het dagelijks bestuur.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de voorgestelde middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2020 door de vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/00177
Datum16 oktober 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het DAGELIJKS BESTUUR VAN WATERSCHAP DE DOMMEL
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 9 december 2019, nr. SHE 19/319V, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank van 6 mei 2019.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op verzet beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
Het dagelijks bestuur van Waterschap De Dommel heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het dagelijks bestuur van Waterschap De Dommel heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2020.