ECLI:NL:HR:2020:1623
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Oost-Brabant inzake verzet belanghebbende tegen waterschap
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z] tegen het Dagelijks Bestuur van Waterschap De Dommel. Dit beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 27 november 2019, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 1 maart 2019 werd behandeld. De belanghebbende heeft een middel voorgesteld in het cassatieberoep, waarop het dagelijks bestuur van Waterschap De Dommel een verweerschrift heeft ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door de belanghebbende en een conclusie van dupliek door het dagelijks bestuur, heeft de Hoge Raad het middel beoordeeld.
De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat het voorgestelde middel niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de beoordeling van het middel niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uiteindelijke beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep in cassatie ongegrond werd verklaard.