ECLI:NL:HR:2020:1623

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 oktober 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
20/00089
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Oost-Brabant inzake verzet belanghebbende tegen waterschap

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z] tegen het Dagelijks Bestuur van Waterschap De Dommel. Dit beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 27 november 2019, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 1 maart 2019 werd behandeld. De belanghebbende heeft een middel voorgesteld in het cassatieberoep, waarop het dagelijks bestuur van Waterschap De Dommel een verweerschrift heeft ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door de belanghebbende en een conclusie van dupliek door het dagelijks bestuur, heeft de Hoge Raad het middel beoordeeld.

De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat het voorgestelde middel niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de beoordeling van het middel niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uiteindelijke beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep in cassatie ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/00089
Datum16 oktober 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het DAGELIJKS BESTUUR VAN WATERSCHAP DE DOMMEL
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 27 november 2019, nr. SHE 18/2831 V, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank van 1 maart 2019.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op verzet beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Het dagelijks bestuur van Waterschap De Dommel heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het dagelijks bestuur van Waterschap De Dommel heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat dit middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van het middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2020.