ECLI:NL:HR:2020:162
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- R.J. Koopman
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot herziening van een eerder arrest in belastingzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad der Nederlanden op 31 januari 2020 uitspraak gedaan in het verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door [X] te [Z], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Rotterdam. Dit verzoek was gericht op herziening van het arrest van de Hoge Raad van 11 oktober 2019, met nummer 19/01720, ECLI:NL:HR:2019:1566.
De Hoge Raad heeft het verzoek tot herziening beoordeeld en de procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen. Na zorgvuldige overweging is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat het verzoek tot herziening duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het verzoek zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 31 januari 2020, waarbij de vice-president R.J. Koopman als voorzitter fungeerde, bijgestaan door de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.