Uitspraak
1.Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend
Hoge Raad
In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 juni 2019, nr. 18/00116. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 16/3139) die betrekking had op een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting over de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008, alsook de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente. De Hoge Raad heeft de middelen die door belanghebbende zijn voorgesteld, beoordeeld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, maar de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de voorgestelde middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Dit oordeel is niet gemotiveerd, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard.