Uitspraak
29 juni 2007, nummer 20/000104-05, gewezen in de strafzaak tegen:
1.Waar het in deze zaak over gaat
2.Procesverloop
3.Nadere beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
13 oktober 2020.
Hoge Raad
In deze zaak, die bekendstaat als de 'Rosmalense flatmoord', heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan naar aanleiding van een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De aanvraag tot herziening werd ingediend door de Advocaat-Generaal, die stelde dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die de herziening van de zaak rechtvaardigden. De zaak betreft de doodslag op de vriendin van de gewezen verdachte, waarbij het slachtoffer op 10 april 2000 levenloos werd aangetroffen in hun gezamenlijke flatwoning. Het hof had eerder vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer opzettelijk van het leven had beroofd door haar keel met een mes door te snijden.
De Hoge Raad oordeelde dat het noodzakelijk was dat deskundigen zich konden uitlaten over rapporten die na het eerdere arrest waren opgemaakt. Dit betrof onder andere rapporten van bloedspoorpatroondeskundigen en forensisch pathologen. De Hoge Raad concludeerde dat de nieuwe informatie, waaronder mededelingen van de huisarts en deskundigenrapportages, als nieuwe gegevens konden worden aangemerkt die niet bekend waren tijdens de eerdere rechtszittingen. Dit leidde tot de conclusie dat de aanvraag tot herziening gegrond was.
De Hoge Raad heeft de zaak vervolgens verwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling, waarbij het hof opnieuw zal moeten oordelen over de tenlastelegging en de straf. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van nieuwe feiten in het strafrecht en de mogelijkheid tot herziening van eerdere uitspraken wanneer er nieuwe, relevante informatie beschikbaar komt.