ECLI:NL:HR:2020:1604

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
16/02722
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de strafzaak inzake de Rosmalense flatmoord met betrekking tot nieuwe deskundigenrapportages en mededelingen van de huisarts

In deze zaak, die bekendstaat als de 'Rosmalense flatmoord', heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan naar aanleiding van een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De aanvraag tot herziening werd ingediend door de Advocaat-Generaal, die stelde dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die de herziening van de zaak rechtvaardigden. De zaak betreft de doodslag op de vriendin van de gewezen verdachte, waarbij het slachtoffer op 10 april 2000 levenloos werd aangetroffen in hun gezamenlijke flatwoning. Het hof had eerder vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer opzettelijk van het leven had beroofd door haar keel met een mes door te snijden.

De Hoge Raad oordeelde dat het noodzakelijk was dat deskundigen zich konden uitlaten over rapporten die na het eerdere arrest waren opgemaakt. Dit betrof onder andere rapporten van bloedspoorpatroondeskundigen en forensisch pathologen. De Hoge Raad concludeerde dat de nieuwe informatie, waaronder mededelingen van de huisarts en deskundigenrapportages, als nieuwe gegevens konden worden aangemerkt die niet bekend waren tijdens de eerdere rechtszittingen. Dit leidde tot de conclusie dat de aanvraag tot herziening gegrond was.

De Hoge Raad heeft de zaak vervolgens verwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling, waarbij het hof opnieuw zal moeten oordelen over de tenlastelegging en de straf. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van nieuwe feiten in het strafrecht en de mogelijkheid tot herziening van eerdere uitspraken wanneer er nieuwe, relevante informatie beschikbaar komt.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
NummerS 16/02722 H
Datum13 oktober 2020
ARREST
op een aanvraag van de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van
29 juni 2007, nummer 20/000104-05, gewezen in de strafzaak tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957.

1.Waar het in deze zaak over gaat

Deze strafzaak staat ook wel bekend als de 'Rosmalense flatmoord'. Op 10 april 2000 werd het levenloze lichaam van [slachtoffer], de partner van de gewezen verdachte, aangetroffen in het halletje van hun gemeenschappelijke flatwoning. Uit onderzoek is destijds gebleken dat de rechter halsslagader van [slachtoffer] was doorgesneden. Bij het slachtoffer lag een mes. Op de broek en schoenen van de gewezen verdachte werd bloed aangetroffen. Het hof heeft op basis van DNA-onderzoek vastgesteld dat dit bloed afkomstig is van [slachtoffer]. Het hof heeft bewezenverklaard dat de gewezen verdachte [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd door haar keel met een mes door te snijden.

2.Procesverloop

2.1
De Hoge Raad heeft in deze zaak naar aanleiding van de vordering tot herziening van de advocaat-generaal van 12 oktober 2018 een tussenarrest gewezen op 13 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2095. De Hoge Raad heeft daarin geoordeeld dat het noodzakelijk is dat de bloedspoorpatroondeskundige ing. R. Eikelenboom en forensisch patholoog drs. S.J.M. Schieveld in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten over de na het arrest van het hof opgemaakte rapporten van bloedspoorpatroondeskundige ing. M.J. van der Scheer en forensisch patholoog dr. V. Soerdjbalie-Maikoe waarop de vordering tot herziening is gebaseerd. Daarnaast heeft de Hoge Raad in zijn tussenarrest geoordeeld dat het noodzakelijk is dat nader onderzoek wordt gedaan naar de in dat tussenarrest onder 6.3.1 vermelde waandenkbeelden van het slachtoffer. De Hoge Raad heeft daartoe de stukken in handen van de advocaat-generaal gesteld.
2.2
Bij aanvullende vordering van 7 juli 2020 heeft de advocaat-generaal verslag gedaan van zijn voortgezette onderzoek. De (aanvullende) vordering strekt tot herziening van het arrest van het hof wat betreft feit 1 en tot verwijzing van de strafzaak naar een gerechtshof dat daarvan nog geen kennis heeft genomen, opdat de zaak in zoverre zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als voorzien in artikel 472 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).

3.Nadere beoordeling van de aanvraag

3.1
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, volgens artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv alleen dienen een met stukken onderbouwd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2
Gelet op het door de advocaat-generaal verrichte onderzoek en de daarop betrekking hebbende stukken, zoals besproken in de aanvullende vordering onder 33 tot en met 126, moet wat in de (aanvullende) vordering wordt aangevoerd met betrekking tot (i) de mededelingen van de huisarts [betrokkene 2], (ii), de deskundigenrapportages omtrent de bloedspoorpatronen en (iii) de deskundigenrapportages van forensisch-geneeskundige aard over de verwondingen van [slachtoffer] – tezamen en in onderling verband beschouwd – worden aangemerkt als gegeven als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv, zodat de aanvraag gegrond is.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
- beveelt, voor zover nodig, de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld arrest van het gerechtshof, voor zover dat betrekking heeft op het onder 1 tenlastegelegde;
- verwijst de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak wat betreft het onder 1 tenlastegelegde op de voet van artikel 472 lid 2 Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan teneinde hetzij het gewijsde te handhaven, hetzij met vernietiging daarvan recht te doen en daarbij op de voet van artikel 478 lid 2 Sv mede voor het onder 2 bewezenverklaarde de straf te bepalen.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend, M.J. Borgers, M.T. Boerlage en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 oktober 2020.