In deze zaak heeft Aegean Airlines S.A. cassatie ingesteld tegen vonnissen van de kantonrechter te Assen, die betrekking hebben op compensatie voor passagiers als gevolg van een geannuleerde vlucht. De Hoge Raad heeft op 9 oktober 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van Aegean werd verworpen. De zaak betreft de toepassing van de EG-Verordening 261/2004, die passagiersrechten regelt bij annulering van vluchten. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van Aegean over de vonnissen van de kantonrechter niet konden leiden tot vernietiging van die vonnissen. Dit oordeel werd gegeven zonder verdere motivering, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft Aegean ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de passagiers op nihil zijn begroot. De uitspraak is gedaan door de vicepresident en vijf raadsheren, en openbaar uitgesproken door raadsheer C.H. Sieburgh.