ECLI:NL:HR:2020:1598

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
19/02472
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers luchtvaartmaatschappij op grond van EG-Verordening 261/2004 wegens annulering vlucht

In deze zaak heeft Aegean Airlines S.A. cassatie ingesteld tegen de vonnissen van de kantonrechter te Assen, die betrekking hebben op compensatie voor passagiers op basis van de EG-Verordening 261/2004 wegens de annulering van een vlucht. De Hoge Raad heeft op 9 oktober 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 19/02472. De Hoge Raad heeft de klachten van Aegean over de vonnissen van de kantonrechter beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die vonnissen. Dit oordeel is gegeven zonder dat de Hoge Raad de noodzaak zag om te motiveren waarom dit oordeel is genomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het beroep van Aegean verworpen en de luchtvaartmaatschappij veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de passagiers zijn begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter, samen met de raadsheren C.E. du Perron, M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff en F.J.P. Lock. De openbare uitspraak is gedaan door raadsheer C.H. Sieburgh.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/02472
Datum9 oktober 2020
ARREST
In de zaak van
AEGEAN AIRLINES S.A.,
gevestigd te Kifissia, Griekenland,
EISERES tot cassatie,
hierna: Aegean,
advocaat: M.E. Bruning,
tegen
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerster 2],
wonende te [woonplaats],
3. [verweerder 3], minderjarig kind vertegenwoordigd door
verweerders onder 1 en 2,
wonende te [woonplaats],
4. [verweerder 4],
wonende te [woonplaats],
5. [verweerder 5],
wonende te [woonplaats],
6. [verweerder 6],
wonende te [woonplaats],
7. [verweerder 7],
wonende te [woonplaats],
8. [verweerder 8],
wonende te [woonplaats],
9. [verweerder 9],
wonende te [woonplaats],
10. [verweerder 10],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna: de passagiers,
advocaat: J.H.M. van Swaaij.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de vonnissen in de zaak 6428556 CV EXPL 17-7508, 6417743 CV EXPL 17-7443 en 6417834 CV EXPL 17-7448 van de kantonrechter te Assen van 19 februari 2019.
Aegean heeft tegen de vonnissen beroep in cassatie ingesteld.
De passagiers hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de passagiers mede door J.M. Moorman.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van Aegean heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de vonnissen van de kantonrechter beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die vonnissen. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt Aegean in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de passagiers begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.H. Sieburgh op
9 oktober 2020.