In deze zaak heeft Aegean Airlines S.A. cassatie ingesteld tegen de vonnissen van de kantonrechter te Assen, die betrekking hebben op compensatie voor passagiers op basis van de EG-Verordening 261/2004 wegens de annulering van een vlucht. De Hoge Raad heeft op 9 oktober 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 19/02472. De Hoge Raad heeft de klachten van Aegean over de vonnissen van de kantonrechter beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die vonnissen. Dit oordeel is gegeven zonder dat de Hoge Raad de noodzaak zag om te motiveren waarom dit oordeel is genomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft het beroep van Aegean verworpen en de luchtvaartmaatschappij veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de passagiers zijn begroot op € 407,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter, samen met de raadsheren C.E. du Perron, M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff en F.J.P. Lock. De openbare uitspraak is gedaan door raadsheer C.H. Sieburgh.