ECLI:NL:HR:2020:1573
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake betalingsonmacht en griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 oktober 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 2 december 2019, die op haar beurt betrekking had op een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 21 juni 2019. Belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende in de gelegenheid gesteld om een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen in te vullen en terug te zenden, maar belanghebbende heeft hier geen gebruik van gemaakt. Vervolgens heeft de griffier het beroep op betalingsonmacht afgewezen en belanghebbende gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht. Ondanks herhaalde aanmaningen is het griffierecht niet voldaan. De Hoge Raad oordeelde dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 12 wordt aan hem teruggegeven.