ECLI:NL:HR:2020:1534

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2020
Zaaknummer
19/03930
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht en domicilieadres

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], Frankrijk, tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Zoetermeer. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 8 juli 2019, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak werd behandeld. De Hoge Raad heeft in deze zaak de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld.

Belanghebbende had geen domicilieadres in Nederland gekozen, wat een vereiste is voor het indienen van een beroep in cassatie. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 12 mei 2020 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling daarvan. Aangezien het griffierecht niet is voldaan, heeft de griffier belanghebbende op 2 juni 2020 de gelegenheid gegeven om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald. Belanghebbende heeft echter van deze gelegenheid geen gebruikgemaakt.

Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 2 oktober 2020.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/03930
Datum2 oktober 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] , Frankrijk (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE ZOETERMEER
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 8 juli 2019, nr. SGR 18/5763 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 8 juli 2019.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft niet gekozen voor een domicilieadres in Nederland.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 12 mei 2020 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 2 juni 2020, welke brief eveneens per gewone post is verzonden aan het door belanghebbende opgegeven adres in het buitenland, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruikgemaakt.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2020.