ECLI:NL:HR:2020:1532

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2020
Zaaknummer
20/00359
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 januari 2020, waarin het Hof de hoger beroepen van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Noord-Nederland had behandeld. Deze eerdere uitspraken betroffen de aan belanghebbende opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2012 tot en met 2014, alsook de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente en boetebeschikkingen voor de jaren 2012 en 2013.

Belanghebbende heeft in cassatie verschillende middelen voorgesteld, waarop de Staatssecretaris heeft gereageerd met een verweerschrift. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft echter het geschrift dat door belanghebbende als verweerschrift in incidenteel cassatieberoep was aangeduid, niet in de beoordeling betrokken, omdat de Staatssecretaris geen incidenteel beroep in cassatie had ingesteld.

Na beoordeling van de voorgestelde middelen heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/00359
Datum2 oktober 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 januari 2020, nrs. 18/01001 tot en met 18/01003, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nrs. LEE 18/994, tot en met LEE 18/996) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2012 tot en met 2014 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente en de bij de navorderingsaanslagen over 2012 en 2013 gegeven boetebeschikkingen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. Het door belanghebbende op dezelfde datum ingediende geschrift (aangeduid als verweerschrift in incidenteel cassatieberoep) kan de Hoge Raad niet in de beoordeling betrekken omdat de Staatssecretaris geen incidenteel beroep in cassatie heeft ingesteld.

2.Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2020.