ECLI:NL:HR:2020:1530
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake loonheffing
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, een persoon uit Duitsland, tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een geschil over de loonheffing die over het tijdvak van 1 januari 2015 tot en met 31 maart 2015 was ingehouden. De belanghebbende had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op haar beurt de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch had bevestigd. De belanghebbende stelde in cassatie een middel voor, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift indiende.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 28 augustus 2020 geconcludeerd dat het beroep in cassatie ongegrond verklaard moest worden. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris van Financiën te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand zijn gebleven.