Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
29 september 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 september 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met nummer 19/03452. De zaak betreft een beklag van een klager, die in de auto zat die in beslag was genomen in het kader van een helingsverdenking. De rechtbank Gelderland had op 18 juli 2019 het beklag van de klager niet-ontvankelijk verklaard, omdat de auto en de daarin bevindende spullen waren teruggegeven aan een Bulgaars autobedrijf. De klager stelde dat de rechtbank artikel 116.3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) had moeten toepassen, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze opvatting onjuist was. De Hoge Raad bevestigde dat de rechtbank niet onbegrijpelijk had vastgesteld dat de auto onder ander dan de klager in beslag was genomen. Hierdoor was het klaagschrift van de klager terecht niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad concludeerde dat de teruggave van de auto aan de rechthebbende het beslag had beëindigd, waardoor de klager niet kon worden ontvangen in zijn beroep. De beschikking van de Hoge Raad is gegeven door vice-president J. de Hullu en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M. Kuijer, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.