ECLI:NL:HR:2020:1500

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
23 september 2020
Zaaknummer
19/05283
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over nationaliteitsrecht en erkenning familierechtelijke betrekking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 september 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Immigratie- en Naturalisatiedienst. De zaak betreft de vaststelling van het Nederlanderschap en de erkenning van een familierechtelijke betrekking, zoals vastgesteld in een Nieuw-Zeelandse akte. De Hoge Raad verwijst naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 22 augustus 2019, waartegen de Staat cassatie heeft ingesteld. De verweerster in deze zaak heeft verzocht om het beroep te verwerpen.

De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor zijn oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de beschikking van de rechtbank in stand blijft. Deze uitspraak is gedaan door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter, samen met de raadsheren G. Snijders en C.H. Sieburgh, en is openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/05283
Datum25 september 2020
BESCHIKKING
In de zaak van
STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie en Veiligheid,
Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te 's-Gravenhage,
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: de Staat,
advocaat: M.M. van Asperen,
tegen
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [verweerster] ,
advocaat: M.E. Bruning.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/09/559166 van de rechtbank Den Haag van 22 augustus 2019.
De Staat heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster] heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren G. Snijders en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
25 september 2020.