Uitspraak
wonende te [woonplaats],
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
31 januari 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft [de man] cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag van 17 juli 2018. De zaak betreft de aansprakelijkheid voor letselschade die door een dier is toegebracht aan medebezitters van dat dier, in het bijzonder in het licht van artikel 6:179 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft het beroep van [de man] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders, London c.s., zijn begroot op € 865,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Dit arrest is gewezen op 31 januari 2020 en is openbaar uitgesproken door raadsheer C.E. du Perron.