ECLI:NL:HR:2020:1495

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
23 september 2020
Zaaknummer
20/00822
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 80a RO

In deze zaak heeft eiseres, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 3 december 2019. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat J.P. van den Berg, heeft het cassatieberoep ingesteld nadat het hof haar eerdere vorderingen had afgewezen. De verweerder, wonende te [woonplaats], is niet verschenen in deze procedure, waardoor verstek is verleend. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat de eiseres niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar cassatieberoep op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).

De Hoge Raad heeft het procesverloop in feitelijke instanties in overweging genomen, waarbij verwezen wordt naar eerdere vonnissen en arresten van de rechtbank Noord-Holland en het gerechtshof Amsterdam. Na beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat het beroep duidelijk niet kan slagen. De Hoge Raad heeft daarom besloten om het cassatieberoep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren.

In de beslissing heeft de Hoge Raad tevens bepaald dat eiseres in de kosten van het geding in cassatie wordt veroordeeld, welke kosten aan de zijde van verweerder zijn begroot op nihil. Dit arrest is uitgesproken op 25 september 2020 door de vicepresident E.J. Numann en de raadsheren G. Snijders, H.M. Wattendorff, en M.J. Kroeze.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/00822
Datum25 september 2020
ARREST
In de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
hierna: [eiseres],
advocaat: J.P. van den Berg,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder],
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/15/258998 / HA ZA 17-364 van de rechtbank Noord-Holland van 21 juni 2017;
de vonnissen in de zaak C/15/263017 / HA ZA 17-595 van de rechtbank Noord-Holland van 4 oktober 2017 en 28 maart 2018;
de arresten in de zaak 200.241.031/01 van het gerechtshof Amsterdam van 6 november 2018 en 3 december 2019.
[eiseres] heeft tegen het arrest van het hof van 3 december 2019 beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] in haar cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
De advocaat van [eiseres] heeft schriftelijk op dat standpunt gereageerd.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren G. Snijders en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
25 september 2020.