ECLI:NL:HR:2020:1494

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
23 september 2020
Zaaknummer
19/03828
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van hoger beroep en de rol van partijdeskundigen in bewijsrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 september 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de opdrachtgever tegen het arrest van het gerechtshof. De opdrachtgever, vertegenwoordigd door advocaat J.H.M. van Swaaij, had beroep in cassatie ingesteld tegen de Industriële Handelsonderneming Interland B.V., die niet verschenen was in de procedure. De Hoge Raad heeft de procesgang in de feitelijke instanties uiteengezet, waarbij verwezen werd naar eerdere vonnissen van de kantonrechter en een arrest van het gerechtshof. De kern van de zaak betreft de vraag of het hof voldoende aandacht heeft besteed aan een rapport van een partijdeskundige, dat door de opdrachtgever in appel was overgelegd, na eerdere rapportages door een door de rechtbank benoemde deskundige. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen en de opdrachtgever in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op nihil aan de zijde van Interland.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/03828
Datum25 september 2020
ARREST
In de zaak van
[Opdrachtgever] ,
wonende te [woonplaats] ,
EISER tot cassatie,
hierna: Opdrachtgever,
advocaat: J.H.M. van Swaaij,
tegen
INDUSTRIËLE HANDELSONDERNEMING INTERLAND B.V.,
gevestigd te Hoensbroek, gemeente Heerlen,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Interland,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak 2788385 CV EXPL 14-1608 van de kantonrechter te Maastricht van 14 mei 2014, 13 augustus 2014, 4 november 2015, 23 december 2015 en 5 april 2017;
het arrest in de zaak 200.223.484/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 14 mei 2019.
Opdrachtgever heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen Interland is verstek verleend.
De zaak is voor Opdrachtgever toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van Opdrachtgever heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt Opdrachtgever in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Interland begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren G. Snijders en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
25 september 2020.