ECLI:NL:HR:2020:1471
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Den Haag inzake belastingzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 september 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, die zich had verzet tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De Rechtbank had op 9 januari 2020 uitspraak gedaan in een belastingzaak, waarbij belanghebbende in beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van 19 december 2019. De Hoge Raad heeft de middelen die door belanghebbende zijn voorgesteld, beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat deze middelen niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. Het was niet nodig om de redenen voor dit oordeel verder te motiveren, aangezien de beoordeling van de middelen niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond.