ECLI:NL:HR:2020:1436

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 september 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
20/00731
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 september 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 30 januari 2020, die op haar beurt betrekking had op een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 5 november 2019. De Hoge Raad heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 6 mei 2020 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en had hiervoor een termijn van vier weken gesteld. Deze brief was afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, maar het griffierecht was niet voldaan. Vervolgens heeft de griffier op 5 juni 2020 belanghebbende opnieuw in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht. Deze termijn eindigde op 3 juli 2020, maar belanghebbende heeft hier niet tijdig op gereageerd. De brief die op 6 juli 2020 bij de Hoge Raad is ingekomen, werd als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten. Hierdoor concludeerde de Hoge Raad dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet ontvankelijk moest worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer20/00731
Datum18 september 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 30 januari 2020, nr. SGR 18/5736 V, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank van 5 november 2019.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 6 mei 2020 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 5 juni 2020 in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na de dagtekening van deze brief mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Die termijn eindigde op 3 juli 2020. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid niet tijdig gebruikgemaakt. De op 6 juli 2020 bij de Hoge Raad ingekomen brief wordt als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2020.