2.2Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
“De raadsvrouw heeft overeenkomstig haar pleitnota integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft zij - kort samengevat - aangevoerd dat de aangifte geen steun vindt in de overige bewijsmiddelen in het dossier. Ook zijn er volgens de raadsvrouw vraagtekens te stellen bij de betrouwbaarheid van het door aangeefster opgegeven signalement van de dader.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting en de door het hof gebezigde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien stelt het hof het navolgende vast.
Op 4 januari 2016 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van feitelijke aanranding van de eerbaarheid en een poging tot diefstal met geweld op 4 januari 2016.
[slachtoffer] heeft in haar aangifte verklaard dat zij op de bewuste avond om 19:15 uur naar haar huis liep. In de [a-straat] te Den Haag, vlakbij haar woning, hoorde zij dat iemand achter haar liep.
Vervolgens voelde [slachtoffer] dat iemand in haar billen kneep en dat een hand onder haar rok naar voren gleed in haar kruis. Vanwege de schrik draaide zij zich om en zag een onbekende man tegenover zich staan. De man greep toen naar haar handtas. Daarop heeft [slachtoffer] de man tegen het bovenbeen geschopt en heeft de man de handtas los gelaten. Kort na het incident heeft zij hiervan melding gemaakt via het noodnummer 112. In de 112 melding heeft zij de man omschreven als: een donkere man, ongeveer 28-30 jaar oud, met kaal geschoren haar, een halflange donkere jas en een donkerblauwe of zwarte rugzak. In haar aangifte heeft zij het volgende signalement van de man gegeven: 1.70 meter lang, ongeveer 28 jaar oud, getint uiterlijk, half lange jas, donker van kleur en een donkere rugzak.
Op 5 januari 2016 heeft [slachtoffer] aanvullend verklaard dat zij op 4 januari 2016 met de Sprinter vanuit Delft naar Den Haag Centraal Station is gereisd en dat zij om 18:45 uur op het station arriveerde. Vervolgens is zij met tram 6 verder gereisd en uitgestapt bij de halte [b-straat] . Zij heeft in die verklaring verder aangegeven dat zij dacht dat de man een Pakistaans uiterlijk had.
HTM en Pro Rail hebben beelden ter beschikking gesteld van de bewuste locaties op station Den Haag Centraal. Op deze beelden is [slachtoffer] te zien en in haar nabijheid is een man te zien die voldoet aan het door haar opgegeven signalement. Uit deze beelden is ook op te maken dat de verdachte, nadat hij op het station dezelfde route had gelopen als [slachtoffer] , aldaar dezelfde tram 6 heeft genomen. Uit onderzoek van de OV-kaart van de verdachte blijkt daarbij dat de verdachte vervolgens ook op dezelfde halte als [slachtoffer] is uitgestapt.
Van voormelde beelden zijn printscreens gemaakt en getoond aan [slachtoffer] . Zij heeft de man op de beelden voor 100% herkend als degene door wie zij volgens haar verklaring is aangerand en die heeft geprobeerd haar te beroven. [slachtoffer] heeft daarover verklaard de verdachte vooral te herkennen aan de huidskleur, het kale hoofd, de kleding, de donkere jas en de grote donkere rugzak.
De hiervoor vermelde beelden zijn vervolgens getoond in een aflevering van Team West, een lokale televisiezender, en in een uitzending van een nationale tv-zender met als titel Opsporing Verzocht.
De verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf op die beelden heeft herkend en ook dat hij die dag een donkere rugzak droeg.
Uit de hierboven uiteengezette feiten en omstandigheden leidt het hof af dat de verdachte die dag vanaf het Centraal Station te Den Haag bewust dezelfde weg (lopend en per tram) heeft afgelegd als aangeefster [slachtoffer] en dat hij degene is geweest die vervolgens geprobeerd heeft haar van haar tas te beroven, waartoe hij haar in haar billen heeft geknepen en haar kruis heeft betast.
Het hof acht hiertoe redengevend dat het door [slachtoffer] kort na het voorval per 112 opgegeven signalement van de verdachte - kaalhoofdig, ongeveer 1.70 meter lang, getinte huidskleur, een halflange donkere jas en een zwarte rugzak - overeenkomen met zowel het door haar in de aangifte opgegeven signalement als de door haar een maand later aangegeven punten van herkenning van de verdachte op de screenshots. Dit in samenhang bezien met de verklaring van de verdachte dat hij zichzelf op de beelden heeft herkend als ook dat hij die dag een zwarte rugzak droeg.
Het hof acht gelet op het voorgaande de door de aangeefster afgelegde verklaringen en herkenning consistent en voldoende betrouwbaar.
Dit geldt temeer nu de verdachte hiertegenover slechts als verklaring heeft ingebracht - kort gezegd - dat hij op de bewuste dag in zijn eentje met de trein vanuit Delft naar Den Haag Centraal Station is gereisd, omdat hij in alle rust wilde nadenken over een probleem. Vanaf het station is hij naar zijn zeggen in een willekeurige tram gestapt om enkele haltes later uit te stappen. Vervolgens is ter hoogte van de [b-straat] een rustige woonwijk ingelopen. Even later, nadat hij één of twee sigaretten had gerookt en een oplossing voor zijn probleem had bedacht, is hij weer in de tram gestapt in de richting van Den Haag Centraal Station, aldus de verdachte.
Het hof acht deze verklaring in het licht van het bovenstaande en gelet op de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen ongeloofwaardig.
Het verweer faalt derhalve.”