Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
Het middel slaagt in zoverre en behoeft voor het overige geen behandeling. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 september 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een belastingaanslag voor het jaar 2015 die aan de belanghebbende, een persoon te [Z], was opgelegd. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, waarna een hoorgesprek plaatsvond op 13 juni 2017. Tijdens dit hoorgesprek werd afgesproken dat er een tweede hoorgesprek zou plaatsvinden, waarin de belanghebbende aanvullende stukken zou overleggen. Echter, op de dag van het tweede hoorgesprek, 19 juni 2017, heeft de belanghebbende dit gesprek afgezegd, omdat zij onderweg was aangehouden door de politie.
De Staatssecretaris handhaafde de aanslag na de afzegging van het hoorgesprek. De belanghebbende ging in hoger beroep bij het Gerechtshof Amsterdam, dat op 20 augustus 2019 uitspraak deed. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur niet in strijd had gehandeld met de hoorplicht, omdat niet was komen vast te staan dat de belanghebbende na de afzegging had verzocht om een nieuwe datum voor het hoorgesprek. Dit oordeel werd door de belanghebbende bestreden in cassatie.
De Hoge Raad heeft het oordeel van het Hof vernietigd. De Hoge Raad oordeelde dat de Inspecteur niet zonder meer mocht aannemen dat de belanghebbende afstand had gedaan van haar recht om gehoord te worden, enkel op basis van de afzegging van het hoorgesprek. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende en het griffierecht.