ECLI:NL:HR:2020:1400
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake inkomstenbelasting 2013
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 27 augustus 2019, nummer 18/00439. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nummer HAA 16/5699) betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2013. De Staatssecretaris van Financiën heeft gereageerd op het cassatieberoep met een verweerschrift, waarna belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend.
De Hoge Raad heeft het middel dat door belanghebbende is voorgesteld beoordeeld. De uitkomst van deze beoordeling was dat het middel niet kon leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in dit geval geen motivering hoeven geven voor zijn oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraken van het Gerechtshof en de Rechtbank in stand blijven.