ECLI:NL:HR:2020:1399

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
8 september 2020
Zaaknummer
19/05493
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Overijssel inzake kosten van vervolging

In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Overijssel van 23 oktober 2019, nr. AWB 18/1464. Deze uitspraak betrof het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 5 oktober 2018, waarin kosten van vervolging aan belanghebbende in rekening waren gebracht. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. Het is niet nodig om de redenen voor dit oordeel verder te motiveren, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 11 september 2020, door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/05493
Datum11 september 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het DAGELIJKS BESTUUR VAN GEMEENSCHAPPELIJK BELASTINGKANTOOR [P]
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Rechtbank Overijssel van 23 oktober 2019, nr. AWB 18/1464, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank van 5 oktober 2018 betreffende aan belanghebbende in rekening gebrachte kosten van vervolging.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op het verzet beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Het dagelijks bestuur van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor [P] (hierna: GBLT) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
GBLT heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2020.