ECLI:NL:HR:2020:1391
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 februari 2020. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep in cassatie ontvankelijk is. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad enkel kennisnemen van cassatieberoepen tegen uitspraken van de bestuursrechter indien dit bij wet is bepaald. In dit geval is er geen wettelijke bepaling die het mogelijk maakt om beroep in cassatie in te stellen tegen de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarom heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Daarnaast heeft de Hoge Raad in deze uitspraak ook de proceskosten besproken. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk is verklaard, wat inhoudt dat de eerdere uitspraak van de Raad van State in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 11 september 2020.