ECLI:NL:HR:2020:1387
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake griffierecht en betalingsonmacht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, [X], tegen de Staatsecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 14 november 2019, die op haar beurt betrekking had op een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 21 juni 2019. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende niet tijdig het verschuldigde griffierecht heeft betaald. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 18 april 2020 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld. Deze brief werd echter teruggezonden wegens onbestelbaarheid. Na adresverificatie werd de brief opnieuw verzonden, maar belanghebbende heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd. Een tweede brief van de griffier op 22 mei 2020 bood belanghebbende opnieuw de kans om te reageren, maar ook hier heeft belanghebbende niet tijdig op gereageerd. De Hoge Raad concludeert dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 11 september 2020.