ECLI:NL:HR:2020:1386
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdig betalen van griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 14 november 2019, die betrekking had op een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 21 juni 2019.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad belanghebbende op 18 april 2020 had gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken had gesteld voor de betaling daarvan. Deze brief werd echter wegens onbestelbaarheid teruggezonden, waarna adresverificatie plaatsvond en het griffierecht opnieuw werd opgevraagd. Belanghebbende heeft echter niet tijdig gebruikgemaakt van de gelegenheid om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald.
De Hoge Raad oordeelde dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet ontvankelijk moest worden verklaard, omdat belanghebbende niet aan de betalingsverplichting had voldaan. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen.