ECLI:NL:HR:2020:1362
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J. Koopman
- P.M.F. van Loon
- L.F. van Kalmthout
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdig betalen van griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 september 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 22 november 2019, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak over de door haar op aangifte voldane belasting van personenauto’s en motorrijwielen aan de orde was. De Hoge Raad heeft in deze procedure de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 28 maart 2020 gewezen op de verplichting tot het betalen van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Ondanks dat de brief op het juiste adres is afgeleverd, is het griffierecht niet voldaan. Vervolgens heeft de griffier belanghebbende op 13 mei 2020 de gelegenheid gegeven om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald. De argumenten die belanghebbende in haar brief van 5 juni 2020 aanvoert, zijn door de Hoge Raad niet als voldoende gegrond beschouwd om te concluderen dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing is openbaar uitgesproken door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend griffier.