ECLI:NL:HR:2020:1330

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 augustus 2020
Publicatiedatum
25 augustus 2020
Zaaknummer
19/04728
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan gronden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Stichting [X] tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 september 2019, waarin het hoger beroep van de belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Gelderland werd behandeld. De Rechtbank had informatiebeschikkingen gegeven die betrekking hadden op de belanghebbende.

De Hoge Raad heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. Het beroepschrift voldeed niet aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen binnen een termijn van zes weken, maar de belanghebbende heeft dit niet tijdig gedaan. De reactie van de belanghebbende op de brief van de griffier, die op 9 december 2019 per fax was ontvangen, bevatte eveneens niet de benodigde gronden. Pas op 10 december 2019, na afloop van de gestelde termijn, werd een bijlage met de gronden van het beroep ingediend.

Aangezien de gronden van het beroep niet tijdig waren ingediend, heeft de Hoge Raad besloten om het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren op basis van artikel 6:6 Awb. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en de raadsheren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/04728
Datum28 augustus 2020
ARREST
in de zaak van
STICHTING [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 september 2019, nrs. 17/00077 tot en met 17/00080, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. 15/3281 en 15/3283 tot en met 15/3285) betreffende ten aanzien van belanghebbende gegeven informatiebeschikkingen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 28 oktober 2019 in de gelegenheid gesteld dat verzuim binnen zes weken na dagtekening van deze brief te herstellen. Die termijn eindigde op 9 december 2019. Deze brief van de griffier is aangetekend verzonden en is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Belanghebbende heeft daarop gereageerd bij brief die op 9 december 2019 per fax is ontvangen, maar zonder het verzuim te herstellen; het faxbericht bevat niet de gronden van het beroep. De brief van 9 december 2019 is op 10 december 2019 per aangetekende post ontvangen, met als bijlage daarbij de gronden van het beroep. Aangezien dit laatste geschrift bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, laat de Hoge Raad dit stuk buiten beschouwing.
Daarom zal de Hoge Raad met toepassing van het bepaalde in artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2020.