Uitspraak
1.De uitspraak van het hof
2.Procesverloop in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
4.Beslissing
25 augustus 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 augustus 2020 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van een benadeelde partij tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof had het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de strafvervolging van de verdachte en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij heeft cassatie ingesteld, maar de Hoge Raad oordeelt dat er geen cassatieberoep is ingesteld door de verdachte of het openbaar ministerie. Dit betekent dat de Hoge Raad het cassatieberoep van de benadeelde partij niet in behandeling kan nemen, omdat de wet geen regeling biedt voor het instellen van cassatie door een benadeelde partij in deze situatie. De Hoge Raad verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het beroep. Deze uitspraak heeft implicaties voor de rechtspositie van benadeelde partijen in strafzaken, vooral in situaties waarin het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is verklaard.